52. Takahē

Gepubliceerd op 12 maart 2021 om 20:11

Nieuw-Zeeland is werkelijk wonderschoon en ook anders dan ik had verwacht. Zo vulde ik mijn rugzak, in anticipatie op neerslag in alle vormen, met een regenjas, dikke broek, warme jas en kleding in de aanbevolen meerdere laagjes. De fel schijnende zon maakt echter zonnebrand met factor 50+ nog steeds ons belangrijkste kledingstuk. We verblijven langs de rand van het meer van Te Anau, het grootste zoetwater volume op dit halfrond, als je het ijs van Antarctica niet meerekent. Het meer is gevuld met kristalhelder water en wordt omgeven door besneeuwde bergen, al adembenemend op een druilerige dag. Maar de zon, die schijnt aan strakblauwe hemel, versterkt alle kleuren zo prachtig dat het er werkelijk paradijslijk uitziet. Het is warm en koud tegelijk, zoals hoog in de bergen van Oostenrijk. Ik voel me hier sterk, alert en kiplekker.


Na een ochtend uitslapen en luieren trekken we onze wandelschoenen aan voor een 'hike' langs het meer. Meteen valt mijn oog op de vele soorten korstmossen, zo een stuk of vijf op één boom en dan kijk ik nog niet eens goed. De variatie aan inheemse korstmossen is hier fenomenaal, maar is een van de best bewaarde schatten. De kiwi is zoveel schattiger om te zien, dus t-shirts met korstmossen erop zijn hier zeer zeldzaam. Ik kom ogen tekort, weer een ander soort vegetatie. Veel coniferen, varens en palmen, een bizarre combinatie. De vogels componeren hun eigen concert, één liedje is zelfs voor míj de moeite waard om op te nemen. Zoveel variatie in één deuntje!
Dan stuiten we op een vogelopvang, in Nederland een plek waar veel eenden de boel bij elkaar kwaken. Zo ook hier, inclusief luidkeelse toeristen, dus we stappen stevig door. Tot we bij een wel heel groot hek komen met het bord Takahē erop.

Daar was iets mee, een of andere loopvogel, wat voel ik me soms onwetend. Het bord vertelt ons dat de takahē bijna was uitgestorven door concurrentie van een of ander voor de jacht geïntroduceerd hert en de reeds met de Maori's meegelifte scheepsrat. Er zijn er nog maar 200 van op de hele aarde, ik tuur lang door het gaas, maar zie er nul. Net als ik wegloop zegt Frieda "Oooooh", en ja hoor een vogel zo groot als een flinke gans loopt heen en weer langs een schuttinkje. Beetje dodo-achtig om te zien, familie van de ral. Nieuwsgierig gluurt hij door ieder spleetje in de schutting en inderdaad aan de andere kant poetst een vrouwtje haar veren. Zie ik zomaar 1% van de nog levende populatie op een gewone dinsdagmiddag. We lopen nog lang over het pad langs de oever tot een stuwdam, rangers vertellen ons dat er vandaag brokjes met gif tegen de ratten worden verspreid per helicopter, dat we dat even weten als er iets op ons hoofd valt...

Als we even stilstaan wordt ik gestoken, als ik het niet dacht, zandvlieg, grrr. Ik heb een bloedhekel aan vliegende insecten en heb me goed verdiept in de Nieuw-zeelandse zandvlieg. Deze verspreidt gelukkig geen ziektes, maar steekt behoorlijk en allergieën voor de beten zijn, zeker onder toeristen, niet ongewoon. Lange mouwen en broekspijpen en smeren met insect repellent helpen meestal prima. En, zo meldt zelfs de website van het ministerie van volksgezondheid, voedsel met veel vitamine B12 werkt preventief. Marmite dus of vegemite, ozziemite, mightymite of weetikveel-mite wordt hier, net als in Australië,  gezien als een onmisbaar onderdeel van de voeding van vooral kinderen. Rijk aan B-vitamines en hoewel de rest van de wereld erop spuugt, is men er ook hier dol op. Ik ook, dus ik hoop dat deze ene zandvlieg zich gewoon heeft vergist. De rest van de wandeling blijf ik vrij van beten en waar mijn muggenbulten altijd opzwellen en wekenlang rood op mijn huid aftekenen, blijft een reactie nu compleet uit. Ik wijt het aan de ...mite.

Terug in ons motel strijken we neer op weer een heerlijk Nieuw-zeelands bed. Het Arran motel wordt ogenschijnlijk gerund door één mevrouw die het superschoon houdt. Als het licht in de badkamer het begeeft, blijkt ze ook de onderhoudsvrouw te zijn. We mogen als we morgen op de boot overnachten onze spullen gewoon in onze kamer laten. Alles is hier heel relaxt, dat merkten we gisteren ook op onze rit hierheen. Er zijn net genoeg auto's op de weg om je niet eenzaam of onveilig te voelen als je telefoonbereik wegvalt, maar veel zijn het er niet. Het oponthoud bij wegwerkzaamheden is een zeer welkome sociale interactie en de wachttijd een verfrissing. Het is hier weergaloos mooi en uitgestorven. Daarom zijn Nieuw-zeelanders altijd blij als ze je zien, er zijn zo weinig mensen. De voorman die de leiding heeft bij de vangrailreparatie ziet meteen dat we in een huurauto rijden en vraagt lachend of we ons al vergist hebben in de richtingaanwijzer en de ruitenwisser. Onze blinkende voorruit verraadt ons direct. Eerlijk deelt hij zijn vergelijkbare blunders in zijn nieuwe Europese auto.

We eten pizza bij een door een Duitse dame gerunde pizzeria. Ze runt het hele restaurant inclusief keuken in haar eentje. Bizar maar volgens mij niet ongewoon op deze verlaten plek. Morgen gaan we op een tweedaagse boottrip naar Doubtful sound, een 'wereldberoemd' fjord. Ik splits nog een keer mijn schaarse bezittingen, maar hou nog steeds rekening met neerslag in alle vormen. Mijn nieuwe kiwi-muts en gebreide handschoenen liggen klaar bovenop mijn tas. Dit is tenslotte het land van 'four seasons in one day'.

Goed voorbereid verstuurd