7. The base walk

Gepubliceerd op 27 januari 2021 om 08:32

Adam, onze kok, heeft eieren met spek voor ons gebakken. Ik smul van mijn geroosterde outback bread met ei. Het is net biokamp inclusief de gezelligheid. Mijn ei smaakt naar barbecue net als 80% van alles wat we hier eten. Als het even kan komen ontbijt, lunch en diner hier van de barby, zoals aussies hun geliefde fornuis noemen. We zijn in alle vroegte en het stikdonker opgestaan en ik heb op zijn woestijns gedoucht. Eerst je linkerschouder nat druppelen en dan je rechter. Klaar. Hier is water goud en om een zweetluchtje maalt niemand.

 

Om 6:14 precies zit iedereen in de bus. Joey vraagt voor de zekerheid nog of iedereen zijn 1,5 literfles met water heeft gevuld. Water is niet alleen goud, maar ook leven. Hoewel de temperatuur hier in deze tijd van het jaar amper de 20 graden bereikt, is het gort en gortdroog. De luchtvochtigheid van 15-20%, de sterkte UV-straling en de wind drogen ons helemaal uit. Ik voel het aan mijn gezicht en mijn lippen. Joey scheurt met de bus door het donker en de sterren. Hij heeft voor iedere gelegenheid een muziekje. Zo schalde We will rock you door de speakers bij de eerste aanblik van Uluru, genoten we bij Here comes the sun van weer een zonsopgang en in deze enorme woestijn zijn vele, vele gelegenheden om Another one bites the dust af te spelen. 


Maar niet deze ochtend. Joey kiest voor een upbeat, majestueus filmmuziekje waardoor ik het gevoel heb dat ik in de Efteling ben. Wie mij goed kent, weet hoe heerlijk ik het daar vind. In het donker slingeren we richting De Rots beter bekend als Uluru of Ayers' rock. Ik verheug me het meest op de aanstaande lichaamsbeweging, omdat ik daar dol op ben en omdat ik het koud heb. Uluru dient niet beklommen te worden. Tenminste als je netjes naar de aboriginals luistert. Dat doen veel mensen niet, maar wij wel. Joey zet onze groep af bij start van the base walk, een ronde van ruim 10 km die ons rond Uluru voert. Hij raadt ons ten stelligste aan eerst het toilet te bezoeken dus met fikse tegenzin slenteren we naar de outbacktoiletten. Die zijn van het type long drop d.w.z. een diep gat in de grond met een WC-pot erop zodat het nog wat lijkt. Dat doet het niet, de lucht is niet te harden.

In de ijskoude woestijnlucht start onze groep, zonder Joey, de wandeling. Als we de rots aan onze rechterzijde houden kan er volgens hem niets misgaan. De opkomende zon doet het rode steen steeds van kleur verschieten. Het is hier muisstil, geen vogelgeluiden en hoewel er een flinke bries staat ritselt hier geen blad. Ik kijk of ik de desert oak al kan zien. Dat is een eik die lijkt op een dennenboom met naald-achtig blad. De desert oak heeft vuur nodig om zijn zaden te verspreiden net als veel andere planten hier. Frieda heeft haar oog laten vallen op een plant met een soort marshmellows erop. Later vertelt Joey ons lachend dat haar naam, fluffy pussytail. 

De stilte en die enorme recht omhoogreikende rotswand maken indruk op me. Ik kan me opeens best voorstellen dat een rondzwervende groep jager-verzamelaars hier duizenden jaren geleden rust en veiligheid vond. We lopen met flinke pas door over het glad geprepareerde pad. Onderweg zien we een glimpje van een kangoeroe waar de woestijn dus helemaal niet vol mee zit. Gelukkig heb ik ook nog geen slangen en spinnen gezien dus ik incasseer deze tegenvaller sportief.

 

Als we 8,5 km in dik 1,5 uur hebben afgelegd staat er een aboriginal gids op ons te wachten voor de laatste mijl. Die duurt bijna even lang als de eerste 8,5 en is samen te vatten in een paar woorden als peoples and the mens and the womens and the ancestors. En dan 50 keer.... Ik neem het hem niet kwalijk. Hij woont ook in een huis, draagt sneakers en spijkerbroek en doet een dappere poging om iets van het vernielde erfgoed van zijn voorouders door te geven. Dat hij daar niet echt in slaagt maakt me niks uit, ik snap het idee erachter.

In ons kamp staat weer een gebarbecuede lunch voor ons klaar die me prima smaakt. Hamburgers met rode bietjes, iets typisch Australisch. Voor mij een ligt er keurig een 'veggie pad' te smeulen. Veel te snel alweer is tijd voor de volgende roadtrip naar Kings canyon. Die breng ik slapend en mijmerend over het leven door. Het uitgestrekte, vlakke landschap brengt vele gedachten in me naar boven en brengt me tot rust. Ik begin te begrijpen waarom veel aussies zo relaxed zijn. 


Onze tweede nacht brengen we door in een veel kleiner kamp dat zo afgelegen ligt dat zelfs Joey even verkeerd rijdt. Op de onverharde weg die ons erheen brengt zien we een dingo. Daar hoeven we niet bang voor te zijn, maar dat ben ik toch.  We sluiten de dag af met spelletjes, alweer heerlijk eten, marshmellows in het kampvuur gevolgd door de strikte instructie om de volgende ochtend weer tipt om 6:14 in de bus te zitten. Vlak voordat ik de tent in ga, kijk ik nog één keer omhoog naar die onbekende, prachtige sterrenhemel. Duizenden sterren wensen me een goede nacht. Ik voel het leven tintelen tot in mijn tenen. 

Later verstuurd want de outback is niet online