We zijn nu dus echte backpackers, want we hebben vannacht in een backpackershostel geslapen. Frieda had dat natuurlijk 14 jaar geleden ook al gedaan, maar nu we 40+ zijn was enige terughoudendheid geboden, dachten we. Mochten we er op onze leeftijd nog wel in? Zouden horden dronken adolescenten ons wakker houden tot in de kleine uurtjes? En mijn WC deel ik ook niet graag met anderen...
Dreamtime is heerlijk schoon en gezellig. De bedden zijn net zo zacht als in een hotel, de WC is schoon en er staan meerdere keukens en badkamers tot onze beschikking.
Met code voor het achterhek en de sleutelkluis, sluipen we als inbrekers in de nacht de binnenplaats/loungeplek binnen. Ik kraak binnen tien seconden de kluis, begrijpend lezen gaat me nog altijd goed af, zodat we sleutel 11 bemachtigen. Frieda haalt opgelucht adem, het is allemaal gelukt. Te vroeg gejuicht want Dreamtime is een gezellige kakelbontachtige villa met overal gangen, doorkijkjes, loungezitjes, hangmatten, palmbomen en balkonnetjes. Zoek daar maar eens kamer 11 in het holst van de nacht. Zo stil als we kunnen sluipen we als olifanten in een porceleinkast op onze grote bergschoenen met enorme rugzak door de smalle gangen en over steile trapjes. Als we suite 11 eindelijk bereiken blijkt het een gezellige, eenvoudige slaapkamer met goede bedden, het nachtlampje is al aan. In de stilte van de nacht drinken we een kopje thee op de hippie-binnenplaats. We slapen als roosjes tot het geluid van een stofzuiger ons wekt. Gelukkig, er wordt hier schoongemaakt.
Nu we weten dat we het nog kunnen, hardlopen dus, gaan we nog eens. Het is hier een graad of 25, lekker koel dus. In Nederland vind ik dat dus te heet om hard te lopen, maar blijkbaar kan ook ik wennen aan hitte. Strak in de zonnebrand hollen we eerst naar het bureau van Pro dive waar we maandag onze vijfdaagse duikcursus starten. Daar verklaren we onszelf nogmaals kerngezond door alle vragen over onze gezondheid met 'No' te beantwoorden. Bij het minste of geringste moet je naar een arts, maar wij slagen glansrijk voor dit onderdeel. Dan richting de Stille oceaan. Die heb ik al, van toen we in Canada waren, dus voel ik geen enkele aandrang om het volkomen verlaten strand op te lopen.
We nemen de modern aangelegde esplanade, een soort boulevard, langs de zee. Precies 2,5 km heen en 2,5 km terug, regelmatig onderbroken door waterkraantjes, fitness-apparaten en openluchtbarbecues. We zijn de enige joggers tussen vele wandelaars. Als we de fitness-toestellen uitproberen, gaan omstanders er ook even op. Goed voorbeeld doet volgen, ook op het zuidelijk halfrond. Onze loop wordt kort onderbroken door een reddingshelikopter die vlak naast het pad landt. Het blijkt een soort ambulance-uitrit van het ziekenhuis te zijn. Maar dan met helikopters, alles is hier anders.
Een niet al te groot bord laat licht schijnen op de reden van het verlaten strand. Zoutwaterkrokodillen wonen in deze oceaan en het bord zegt dat je nooit op het strand en nooit in de zee mag hier. Dat is anders dan in de nationale parken waar we waren, daar wordt altijd het risico op de aanwezigheid van krokodillen aangegeven. Of ze worden weggevangen uit de rivier. Wegvangen uit de oceaan is blijkbaar geen optie... Wij blijven ver, ver van de gevarenzone.
Lekker bezweet en ongedoucht vallen we Coles binnen, dat is een supersupermarkt. Alles is daar te krijgen. Frieda drentelt besluiteloos voor het 15 meter lange vak met cruesli, muesli en cornflakes. Verloren kijkt ze me aan. Ik ken die blik maar al te goed. "Moet ik voor je kiezen, schat?", vraag ik. Terwijl Frieda heftig knikt, zoeken we samen honingcruesli uit. Alle verpakkingen zijn hier zo groot als in de VS. Dat is waarschijnlijk nog een reden waarom Australiërs in van die grote auto's rijden, anders past de cornflakesdoos er niet in. We kopen nog meer van dat heerlijke fruit waarin de zon zoet smaakt.
Onze aankopen worden door de kassajuffrouw in grijze plastic zakjes ingepakt. Aandacht voor het welzijn van onze planeet klinkt bij het doen van de dagelijkse boodschappen niet in het handelen van mensen door hier. Bij ons thuis zijn plastic zakken sinds die nieuwe wet een heel schaars goed. Hier doen we ons tegoed aan de overvloed van plastic omhulsels die de moderne backpacker heel erg goed van pas komen. Misschien hebben Australiërs thuis ook wel een enorme recyclezak met plastictassen, net zoals oma die vroeger aan een spijker links in de kelder had hangen.
Terug in ons hostel staren we naar een stapel natte, bezwete, stinkende hardloopkleding op ons bed. Vuile was en reizen gaan moeilijk samen daarom hebben we heel weinig mee. Dan maar weer een wasmachine aan. Ik heb muntjes gespaard, maar voor wasmiddel moeten we wachten tot die charmante dame van de receptie er weer is. Barmhartig als ik ben offer ik me wel op om een zakje waspoeder te bemachtigen. Voor slechts één dollar krijg ik een beetje wit poeder in een doorzichtig plastic zakje met zipsluiting. Daar maak ik uiteraard de nodige gevatte grapjes over tegen de blonde receptiedame. Als ik de was sta op te hangen, grapt ze dat ik een goede huisvrouw ben. Op zich grappig, maar Frieda zegt altijd gewoon dat ik heel goed ben in was ophangen. Het gras is nooit groener dan bij Frieda, ook niet op het zuidelijk halfrond.
Met wijn uit een kartonnen doos, de flessen zijn leeggedronken bij Dreamtime, zakken we onderuit op de binnenplaats. Onder het genot van een rustig loungemuziekje wordt het langzaam donker. Als ik probeer te bedenken hoe lang we al in Australië zijn, merk ik dat ik geen idee heb. Ik weet dat het zaterdag is. Verder niks.
Verstuurd van onder de palmbomen
Maak jouw eigen website met JouwWeb