We liggen op weer zo’n piepklein poppenbedje. Frieda’s voeten steken over de rand, maar het matras ligt prinsesheerlijk. Om ons heen meubels en kleedjes in meer kleuren dan ik woorden heb, terracotta en hout overheersen. Paracas ruikt naar citrus en zee, tenminste hier in onze hoteloase, want buiten de muur rijden ook hier toeterende autootjes voor blauwe walmpjes.
De reis hier naartoe bestond uit vier supergeorganiseerde busuren met de Evolution (ja het universum is mij ook hier niet vergeten). Een stoere, zwart met gele dubbeldekker staat precies op tijd blauwe walmen te dampen. Onze bagage wordt omringd door bewakers met aandacht aan boord gedragen, terwijl wij (wederom) helemaal boven voorin mogen plaatsnemen. Zachte lederen stoelen die geheel achterover kunnen, airco, voetenbankje, snack, water, wc en twee chauffeurs die alle verkeersregels heiligen, het contrast met het uitzicht dat wij de uren erna aanschouwen kan haast niet groter. We volgen de ruta Panamericana, de weg van Alaska naar het zuidelijkste puntje van Argentinië, op een van de minder inspirerende trajecten.
Lima is omringd door enorme, maar dan ook echt enorme wijken waarvan de aanblik doet vermoeden dat de armoede er immens moet zijn. Overal die bakstenen hutten met was die wappert tussen het draadstaal dat uit het dak steekt. Da’s voor als de volgende verdieping erop kan. De onderste lagen worden net als in India vast bewoond. De onverharde wegen liggen vol vuilnis en slapende honden. Het kost onze luxe bus bijna anderhalf uur om zich vrij te rijden van een omgeving waar niemand graag stopt. In het veilige Nederland houdt de ongelijkheid in de wereld me al dagelijks bezig, hier krast zij op mijn ziel. De resterende uren rijden we door iets dat zich het beste laat beschrijven als een bouwput van buitenaardse proporties. De grijze zeemist maakt de aanblik van het zand troostelozer dan twee weken in de miezer in een tentje in Drenthe.
In mijn zachte leren stoel in de Evolution prijs ik mij gelukkiger dan ooit tevoren. Ik ben een van de weinige wereldburgers met een lange levensverwachting, enorme welvaart en keuzes die voor de meesten onvoorstelbaar zijn. Alleen maar omdat mijn wiegje in Arnhem stond. Stilletjes doch vurig hopen we dat Paracas ver buiten deze woestenij ligt. IJdele hoop. Paracas is een piepkleine nederzetting die het midden houdt tussen een Lucky Luke pueblootje en Jamaica. Aan zee, vol met zand en toeristen en in aanbouw of in verval. Dat laatste is moeilijk te zien. De boulevard langs het strand is een aaneenschakeling van restaurants en winkeltjes met toeristische spullies.
Dan zie ik een Peruaanse moeder die in een piepklein winkeltje een piepklein babietje op haar voorhoofdje kust. De baby kraait. Liefde en geluk zijn overal, ook als het je minder mee zit. We worden gegroet hier door de lokale bewoners op straat. De mooiste gesprekken hebben we met degenen die geen Engels spreken. Vrouwen nemen de tijd voor ons, ook als we niets kopen. Aandachtig bestuderen ze de foto van mijn kleinste nichtje op haar pony om in te schatten wat de maat is van een vierjarig Nederlands meisje. De maat van een zevenjarig Peruaans kind besluiten ze… Deze stoffige, naar vis ruikende bouwput begint me te voegen. Ons hotel draagt daar zeker aan bij. Sunset is een oase van groen, rust en vriendelijkheid. Kleurige lodges met bamboe balkonnetjes omringen het zwembad, varens en palmbomen sieren het zwembadrestaurant op. Ons programma voor de komende dagen ligt uitgeprint voor ons klaar.
Ons taxibusje draait het nationale park van Paracas in. Dat bestaat ook uit zand maar dan fijner, egaler, meer als een echte woestijn. Hier gaan we iets doen in een zandbuggy, ik weet niet precies wat, maar achteraf bezien kan je dit beter wél met een helm op doen. We krijgen een soort van skibril op, worden in een kooitje op wielen vastgesnoerd en in het Spaans toegesproken. Iets met je handen en op de wielen leunen...dan geeft Nilton, onze chauffeur, gas. Ik word diep in mijn stoel gedrukt terwijl mijn oren verdoven zo vlakbij een uitlaat die klinkt alsof ie de laatste twintig APK-tjes heeft overgeslagen. Nilton scheurt keihard een hoge zandduin op die doet vermoeden dat er ook een naar beneden is...aaaahhhh…als in een achtbaan fladderen mijn organen rond. Wat een bevrijding! Met de wind in mijn haar, de zon op mijn gezicht en zand tussen mijn tanden geniet ik maximaal van een superfoute racetrip door de woestijn, een natuurgebied nota bene. Om ons geluk compleet te maken neemt Nilton foto’s van ons waarop we supercool lijken en laat ie ons op vier manieren op een plankje van een, voor mij, net iets te hoge duin afsleeën. Hijgend hol ik keer op keer enthousiast het duin weer op en vraag “y despues?” (Wat nu?). Nilton besluit dat we klaar zijn voor onze duoslee. Samen nemen we plaats op het kleine plankje en suizen tweemaal zo hard en ver het duin af. Het leven is ook hier nooit meer saai.
Terug in onze oase eten we de typisch Peruaanse ceviche en lomo saltado onder het genot van een pisco sour (of twee). Reizen is 20 procent plannen en 80 procent loslaten en overgeven. Het gaat me steeds beter af.
Verstuurd met zand tussen mijn tanden
Maak jouw eigen website met JouwWeb