7. Geluk

Gepubliceerd op 20 december 2020 om 11:24

Frieda veegt met een stukje brood de laatste restjes pompoensoep uit mijn kom. Wat is het eten hier in Peru lekker, werkelijk alles. We zitten op een binnenplaatsje bij een gaskachel in onze donsjassen. Arequipa dat op 2300m hoogte ligt, is heet overdag en koud ‘s nachts, zoals hoog in de Alpen. Ik smul van quinoa, dikke maïskorrels, bonen en avocado. Waarom de hele wereld dit niet eet is me een raadsel. 

 

Na 15 ipv 11 lange busuren, iets met zeemist, draaide onze evolution vannacht het busstation van Arequipa in. Onze besproken taxichauffeur is nergens te bekennen, dus ik vraag de minst opdringerige van de vijf taxichauffeurs hoeveel hij rekent voor een ritje naar ons hotel. Zo midden in de nacht had hij me net zo goed twee keer zoveel kunnen vragen. Met een toeristisch toertje en een heel vriendelijk praatje brengt hij ons veilig naar ons hotel. We vallen in een diepe slaap onder dikke dekens.

 

Bij het ontbijt fluit de synthesizer het hele panfluitbandje uit mijn jeugd. Ook hier weer vriendelijk personeel dat vraagt hoe we onze eieren willen. Het brood smaakt als uit de steenoven, de versgemaakte guacamole streelt mijn tong. Alleen de koffie is net als onze vorige ontbijtkoffie niet te hachelen. Dus daarvoor gaan we op pad. Het is onafhankelijksheidsdag, de dag waarop Peru viert dat het onafhankelijk werd van Spanje. Leven doet het hier niet echt, onze hotelmeneer weet niet precies of ongeveer wanneer Peru zich losmaakte van Spanje en op straat merken we ook er ook weinig van, afgezien van vele wit-rode ballonnen en vlaggen. Maar ik vind op wikipedia dat Peru al 195 jaar lang een trots en onafhankelijk land is.

 

Arequipa is prachtig koloniaal zoals de toeristische folders zo mooi zeggen. Voor ons betekent het vooral een onderbreking van de monotone architectuur van rode bakstenen in een beton-gegoten frame met draadstaalplukjes uit het dak. Hier zowaar een kathedraal, klooster en een plaza de nogwat. “Hee”, zegt Frieda, “raften”. Meteen heeft ze er spijt van, want dat wil ik dus dan. In Arequipa kan je grofweg twee dingen doen: winkelen in een van de vele vicuña/baby alpacashops of de natuur in. Zoals het een perfect uitgebalanceerd huwelijk betaamt, wordt het vandaag dus het tweede zodat we morgen met rust in ons lijf kunnen winkelen en koffiedrinken. 

 

Het busje rammelt en slingert een bonkig weggetje omhoog richting een van de drie prachtige, witte vulkaantoppen die Arequipa omringen. Met weer zo’n veel te grote helm en muf wetsuit zit ik me toch een partij te verheugen op een nat pak. We stellen handig een Nederlands team samen met David en Marjolein, de eenkennige Fransen laten we à gauche liggen. Kenzo, onze gids, heeft al snel door dat ons viertal wel een uitdaginkje aankan en laat ons op rotsen botsen, achteruit de stroomversnelling afvaren of heel snel peddelen zodat we voorop liggen. Het maaien door dat witte water van de Rio Chille met het uitzicht op die magische vulkaan (hij slaapt al eeuwen, mam) vult me met geluk. Terwijl de takken van de laaghangende bomen over mijn helm krassen, zwemt een fuutje gehaast naar een rustiger plekje stroomopwaarts… soepeltjes grijp ik Frieda’s rechterhand als zij overboord dreigt te slaan. Ons huwelijk doorstond al menig raftingavontuur.

 

Waar Australiërs en Kiwi’s de warme douche alvast voor je aanzetten, kunnen we hier aan de rivieroever achter twee rubberboten met gevoelloze handen onze droge kleding aanstropen. Het loopt al tegen zessen dus de zon zakt langzaam achter de vulkaan waardoor de temperatuur in één keer een graad of tien zakt. Klappertandend zitten Frieda en ik dicht tegen elkaar aan in het busje. In ons hotel zetten we de douche op heet, mijn handen tintelen. Het is tijd voor de donsjas.

 

Het historische centrum van Arequipa is gevuld met culinaire pretparken. Na twee veels te luxe restaurants met wachtrij, strijken we bij Tant(r)a wachtrijloos neer naast de terraskachel. Frieda spreekt kordaat de woorden “dos pisco sour, por favor”, uit. Diep weggedoken in mijn warme donsjas, de kachel op mijn gezicht, de pisco sour in de hand en die hemels tongstrelende pompoensoep in mijn mond spreidt het geluk zich langzaam uit tot in mijn vingertoppen. 

 

Verstuurd met eindelijk warme voeten