16. De regen

Gepubliceerd op 29 december 2020 om 13:31

Om 1 uur 's nachts worden we wakker van de regen. Eerst een buitje dat snel aanzwelt tot een hoosbui die tot ver in de ochtend zal duren. Dit is het droge seizoen dus ik vraag aan Julia of het in het natte seizoen dan nog harder regent. Ze lacht. Echt wel.  

 

Na een kleine tien uur slaap met rustgevende oerwoudgeluiden op de achtergrond, schuiven we aan in de keuken. Op het houtgestookte fornuis heeft Julia yuka, twee soorten banaan en een eitje gebakken. Samen met avocado en versgeperst mandarijnensap smul ik hier met open gemoed van weer andere gewoontes. Parkiet Pepe en de cavia zonder naam piepen af en toe gezellig mee met ons gesprek. Omdat het al uren giet van de lucht passen we samen met Eloy onze plannen voor vandaag aan. Het hoge pad is nu te glad om veilig te belopen dus kiezen we voor een andere route. Ik pak alles wat we mee hebben in nog een extra laagje plastic, telefoons in ziplockzakjes, extra hoezen om de rugzakken en onze regenjassen kunnen eindelijk onder uit de tas. Als je alles wat je mee hebt ook gebruikt, heb je goed gepakt. Dat is de regel.

 

Terwijl Eloy op straat wacht op iets dat hij omschrijft als ‘local bus’ vliegt de kleine Annie ons om de hals. Ze heeft lekker geslapen laat ze ons in het Spaans weten en wil ons graag haar schoolschrift laten zien. Dat staat vol met plaatjes waar ze bij vertelt. Zodra we de straat oplopen om in ‘local bus’ plaats te nemen, zie ik de ironie van de situatie direct in. Een poppebusje bedoeld voor maximaal 8 Peruanen wordt, met ons inclusief, gevuld met 13 personen en een paar rugzakken. Ik pers mezelf in het van binnen volledig beslagen busje. De lokale bevolking kijkt ons verbaasd aan, een klein meisje voor me staart me tien minuten onafgebroken, achterom gedraaid aan.

 

In Santa Maria doen we nog wat inkopen terwijl Eloy een ‘taxi’ regelt. Als de chauffeur de achterklep van de kleine vieswitte stationwagen opendoet blijken er al twee mensen in de kattenbak te zitten. Maar mijn rugzak kan daar prima bij, zij schuiven wel op…. Eloy, Frieda en ik schuiven dicht tegen elkaar aan op de achterbank. De passagier voorin poetst de voortdurend beslagen en volledig gebarsten voorruit ‘schoon’ terwijl de chauffeur flink gas geeft op de modderige, slingerende weg. Voor wie de film Romancing the Stone heeft gezien, zoiets dus.

 

Ergens in de middle of nowhere meldt onze gids dat het hier is… De start van onze route. Hij trekt een plastic, wegwerpponcho aan, zo een die je gratis krijgt bij de finish van een halve marathon. Eloy heeft de zijne zeker tien keer gebruikt. Dan zet hij pas omhoog over een prachtige route die ons hoger en hoger langs dampende, groene berghellingen voert. De jungle ziet eruit als die van Gorillas in the mist. Met een kleine anderhalf uur relaxed klimmen komen we aan bij een eenvoudig huisje waar Elvira ons welkom heet. 

 

Ons gastverblijf laat zich het best omschrijven als een hut van opgestapelde stenen, spaanplaat en gaas. Het is koud en vochtig net als wij. Tot overmaat van ramp is het uiteraard ook weer tijd voor een veel te lange siësta. Na een nacht met tien uur slaap hoef ik om 11 uur 's ochtends niet weer twee uur te rusten. Omdat de bedden best aardig zijn val ik voor de vorm toch even in slaap tot ik Frieda naast me in haar donsjas met twee capuchons op zie slapen. Ik ga met onze natte kleding op pad naar het grote huis waar gekookt wordt. Waar gekookt wordt is vuur. Twee uur later zitten we weer in heerlijk droge, ietwat naar barbecue ruikende kleding aan een smaakvolle, warme lunch. 

 

Na een korte, droge periode start de regen opnieuw in de vijfde versnelling. Weer siësta…. Bij gebrek aan internet zoeken we welke muziek we op onze telefoons hebben. Niet veel later zingen we luidkeels Annelies van de Pies van Brigitte Kaandorp mee. Na drie keer gierend mee blèren, vind ik het volledige album The Sultans of Swing van The Dire Straits verborgen op mijn telefoon. Frieda d’r haar gaat tot haar grote onvrede steeds harder krullen van de vochtigheid, ik vind het superschattig. 

 

Het regent gestaag door tot we alle woordspelletjes die we kunnen bedenken in alle talen hebben gespeeld. Om de tijd te doden verzinnen we jungle-spelletjes zoals mandarijn-jeu-de-boule, banaanwerpen en koffiebes-spugen. We besluiten dat we melig genoeg zijn voor het noodflesje drank dat we uit het chocolademuseum mee namen. Ons gemoed verbetert en tot over grote vreugde stopt het ook nog met regenen zodat we eindelijk koffie kunnen maken.

 

Koffie maken betekent in Nederland een kopje onder je Senseo zetten en op het knopje drukken. Hier pakken we een emmertje en wandelstokken op zoek naar een koffiestruik met rode bessen. Dan pleur je die bessen in een pelmachine, handmatig natuurlijk. Gelukkig heeft Elvira al een hoopje bonen gefermenteerd en gedroogd zodat we het proces met zes dagen kunnen verkorten. De gedroogde bonen pellen we nog eens waarna we de vliesjes eruit proberen te blazen. Tenslotte roosteren we de bonen op een houtvuur tot ze bruin zijn. Tussen pluk en slokje koffie zitten 2,5 uur… Hij smaakt fantastisch.

 

Wegens regen en valse buurhond blijven we in de woonkeuken zitten. Elvira kookt weer de sterren van de hemel. Wij trakteren een biertje uit de voorraad van het huis. Onze timide gastvrouw komt ook een beetje los. Ik heb bewondering voor wat zij uit deze keuken van aangestampte aarde weet te produceren. Ze bracht hier zelfs twee kinderen groot. Hoewel het uitzicht hier magnifiek is ben ik blij dat wij morgen weer naar de bewoonde, enigszins verwarmde wereld lopen.

 

Verstuurd met klamme voeten