Als ik op de eerste stop de bus uitstap, ruikt het naar fik. Annelies onze Australische gids met Nederlandse naam is niet onder indruk. Hoewel overal om ons heen grote rookpluimen recht omhoog rijzen, scheurt zij met flinke pas onze bus dieper de bush in. We zijn in Litchfield national park dat voor het grootste deel uit woodland savanne bestaat. Zeg maar savanne maar dan met iets meer bomen. Van die gekronkelde, niet al te hoge bomen met een zwartgeblakerde stam tot 2,5 meter boven de grond. In de woestijn zagen we al veel sporen van brand, ook daar een heel gebruikelijk en noodzakelijk verschijnsel. Maar hier is ook live brand dus....
In Nederland gillen bij het lichtste smeulende peukje op de Ginkelse hei moord en brand, maar hier rij je gewoon door omdat het erbij hoort. Zonder regelmatig vuur bouwt zich teveel ondergroei op waardoor het vuur veel te heet en lang kan doorbranden. Af en toe een beetje fik is dus prima op zijn tijd.
Het vuur is niet het enige dat mijn aandacht trekt. Het landschap is ook bezaaid met rode rotsen of cilinders. Tenminste dat dacht Frieda. Het blijken termietenheuvels te zijn, die ik alleen herken van de urenlange BBC-earth series waarin David Attenborough me in kalm, perfect Engels uitlegt waarom termieten deze heuvels bouwen. Voor de airco dus, want het nest zit vooral onder de grond. Ik poseer voor een foto met een termietenkathedraal van 5 meter hoog, zodat ik mijn leerlingen kan laten zien hoe indrukwekkend een klein diertje kan zijn.
De rest van de rit naar onze kampeerplaats bestaat uit zwemmen in diverse, door rotsen en eucalyptusbomen omgeven koele meren. Jeweetwel met van die denderende watervallen enzo, heel erg blue lagoon/romancing the stone-achtig. Dus ik plons bij iedere gelegenheid in koud, helder water, zwem het verplichte tripje naar de waterval, laat me overweldigen door het oorverdovende lawaai en het ijskoude water dat op mijn hoofd neerdreunt en dobber tenslotte wat doelloos op mijn rug rond. Het uitzicht is mooier dan ik kan beschrijven, maar er zijn twee maren. De eerste is dat je die poel deelt met 100 andere (roodverbrande britten). De tweede maar is dat als het ergens rustig is, dat dat een reden heeft (nee, mam we delen onze poel niet met krokodillen). Meestal betekent het dat het trapje, lees die ene rots waarlangs je er weer uit kunt, erg lastig te vinden is of waterschoenen vereist. Anyway, in de eerste poel heb ik een stroomversnelling moeten nemen om bij het 'trapje' te komen.
We maken de nodige kilometers en al gauw valt mijn oog op de Arnhem highway. Als je geboorteplaats zo ver van huis opeens opduikt, dan voel je je op zijn minst iets meer thuis. Niet dat ik dat nodig had hoor. Aussies gaan doorgaans erg casual, lees sportief, gekleed, zijn erg informeel in de omgang en hier zijn ook de dames erg handig en sterk. En hoewel ik in Nederland prima mijn plek kan vinden is dit de eerste plek op aarde waar ik niet uit de toom val.
Voor de laatste activiteit van de dag parkeren we naast een steiger op de Mary river. Daar start onze wetland cruise. De aboriginals noemen dit type gebied ook wel de billabong. We starten met het spotten van vele, vele vogels. Mijn vogelminnende collega had half overboord gehangen met de kijker in de handen, maar gelukkig ben ik iets minder dol op vogels.... Er zitten hier namelijk krokodillen en die grijpen wat buitenboord hangt, als ze daar zin in hebben. Met nadruk op dat laatste, want de exemplaren die wij zien, laten zich niet door ons piepelen. Met kalm zelfvertrouwen houden ze ons in gaten vanaf de wal en vanuit het water. Het zijn de echte zoutwaterkrokodillen die we hier zien. Groot en indrukwekkend. 'Kangoeroe!' roept opeens iemand in het Nederlands. Dat moet Frieda zijn en ja hoor op de kant hoppen er twee voorbij. 1000 km door de woestijn zonder kangoeroe, maar hier langs de rivier zien we er meteen twee. We eindigen onze cruise met alweer een prachtige zonsondergang gevolgd door het gefluit van muggen. De insectenspray doet haar werk goed.
Als we naar het restaurant rijden waar we gaan eten zie ik in het donker links en rechts vuurhaarden tussen de bomen. Het bos brandt met kleine lichtjes alsof overal mensen zijn met een kampvuur. We eten weer barramundi, een witvis die in de Mary river zwemt, en drinken weer koud Australisch bier. Het onderweg zijn begint te voegen. Er is even geen thuis, dus thuis is waar ik ben en dat scheelt gek genoeg veel kleine zorgen. Gelukkig is Frieda hier ook en noemen ze veel dingen Arnhem. Meer thuis heb ik nu niet nodig. We slapen onder een fonkelende sterrenhemel in een tropentent. Dat is een tent van gaas dus doorzichtig. Eh? Na een beetje handig zijn met licht aan of uit en omkleden, krijgen we het voor elkaar om met behoud van decorum in bed te kruipen. Als ik links naast me kijk, zie ik buiten. Aaah? Oh nee, ik ben binnen en kijk door het gaas naar buiten. Na even wennen slaap ik als een roos midden in de natuur.
Verstuurd via mijn hotspot op mijn mobiel
Maak jouw eigen website met JouwWeb