11. Bumpy ride

Gepubliceerd op 31 januari 2021 om 10:32

De geur van pannenkoeken lokt me naar de keukentent. Annelies staat lachend Amerikaanse pancakes te bakken en probeert, zodra wij binnenkomen, in het Nederlands pannenkoek te zeggen. Enigszins beschaamd vraag ik om een plakje kaas zodat ik een typisch Australische kaas-vegemite sandwich kan maken. Pannenkoeken voor het ontbijt is niet echt mijn ding.


We hebben heerlijk geslapen in het grote bed met een paar onderbrekingen door wat wildlife-activiteit rond de tent. Ik besluit dat ik niet hoef te plassen, terwijl ik nodig moet. In deze onbekende, ongerepte natuur ben ik geen held. We zitten om 7 uur precies in de bus en sla voor we vertrekken vijf muggen dood. Drie meer dan mijn buurvrouw dus ik heb gewonnen. Het leven in de outback kan heel simpel zijn.

Annelies neemt via de intercom het dagprogramma nogmaals met ons door. We rijden eerst in 2,5 uur naar een mooie plek. Zonder sanitaire stop.... en over een echte Australische dirtroad. Dat is dus een weg van gravel met een wasbordprofiel erop, zodat als je eroverheen rijdt al je botten in je lijf rammelen. Vandaag staat ons een uurtje heen en een uurtje terug over zo'n weg te wachten. Maar zover zijn we nog niet, eerst rijden we door weer een prachtig stuk savanna woodland. Ik zie een kangoeroe wegschieten en in de verte hobbelt rustig een wild zwijn tussen de termietenheuvels door. Die zijn hier talrijk en enorm. Hier moeten miljarden termieten leven, maar ik kan ernaast zitten. In hoofdrekenen ben ik geen kei.

De bus draait naar links en ik zie het asfalt overgaan in rood gravel. Niets had me kunnen voorbereiden op het extreem oncomfortabele gehotstebots dat volgt. Ik word van links naar rechts gesmeten in mijn stoel, mijn veiligheidsriem blokkeert direct waardoor ik strakgetrokken tegen mijn stoel alle vormen van de weg meekrijg. Dit is niet prettig, maar wel weer heel geinig. Ik probeer de eerste tien minuten een comfortabele positie te vinden, besluit dan dat die er niet is en geef me over. Na weer tien minuten in de wildemansrit besef ik dat dit niet nog eens veertig minuten gaat werken en ga weer op zoek.

 

Uiteindelijk vind ik een positie, hangend in mijn riem met mijn hand om de stoel voor me geklemd. Als op een paard rij ik in de bus, terwijl Annelies ook hier flink doorscheurt. Aussies  weten dat hard rijden op een wasbord beter is dan langzaam. Dat wist ik ook al van een aflevering van mythbusters waarin die mythe werd bewezen. Links en recht schieten eucalyptusbomen, met een lichtrode glanzende bast langs me heen, prachtig.

Eenmaal buiten de bus duurt het een paar minuten voor ik mijn gehoor weer terug heb. Dan starten we een korte maar heftig steile klim naar een fantastische kloof gevuld met ijskoud water. Warm en bezweet plonsen we dankbaar in het koude water. Doordat de rand van elke poel gelijk loopt met het waterniveau kijken we recht naar de horizon. Net zoals in van die glanzende folders van verre, exotische oorden.

 

Zwemmen hier vergt wel de nodige voorzichtigheid, want de rotsen onder water zorgen regelmatig voor een titanic-je. Ik besluit met mijn voeten vooruit te zwemmen, dat scheelt een paar blauwe knieën. Annelies vraagt of we naar een hoger gelegen meertje willen. Het blijkt een flinke klim op blote voeten. Ik klauter op handen en voeten in mijn badpak over de rotsen naar een prachtig meer met weer een kloof. We zwemmen er een stuk in. Het is muisstil, de zon reflecteert prachtig via het water op de steile rotswanden. Als we terug klimmen voel ik ieder spiertje in mijn voeten aan het werk. Ik heb een veel betere grip dan met mijn schoenen, maar ik ga veel langzamer. Mijn pilatesjuf zou trots op me zijn.

Na een heerlijke picknicklunch inclusief afwas op het gras, draaien we opnieuw de gravelweg op. De tweede keer is het net zo oncomfortabel en ik ben blij als de banden van de bus weer asfalt raken. Met een paar uurtjes rijden bereiken we Nitmiluk national park waar weer een prachtig door rotsen omgeven meer op ons wacht. Inclusief waterval op flinke afstand waar ik dit keer maar liefst twee keer heen zwem voor we voor de laatste rit van de dag in de bus plaatsnemen. 


We stoppen in Katherine, de 3de stad van deze staat met maar liefst 6000 inwoners, voor wat inkopen. En met inkopen bedoel ik alcohol. In deze staat, the Northern territory, is de verkoop en het gebruik van alcohol aan strikte regels gebonden. In het openbaar mag niet gedronken worden en alcohol wordt alleen verkocht als je je ID laat zien. Allemaal bedoeld om aboriginals van de alcohol te houden. Die schijnen gevoeliger te zijn voor verslaving, omdat ze de enige mensen op de wereld zijn die geen gefermenteerde producten maakten. De rest van de wereld is blijkbaar geëvolueerd in aanwezigheid van alcohol, een geruststellende gedachte voor mij. Maar als ik een fles koude, witte wijn afreken, voel ik me een halve crimineel. Politie weliswaar vriendelijk lachend op de achtergrond, maar toch.

Ons laatste kamp van deze trip is met stip het schoonste. Ellie, onze gastvrouw, heeft zelf voor ons gekookt. Heerlijk net zoals oma dat deed, eenvoudig en met veel liefde. Met moeite breng ik het fatsoen op om mijn bord niet af te likken, maar na het geweldige toetje haal ik stiekem af en toe een vinger door mijn kommetje. De witte wijn smaakt er prima bij en maakt eindelijk gezelligheid in de groep los. De kinderen roosteren marshmellows in het kampvuur dat de broer van Ellie speciaal voor ons heeft aangestoken.

 

Ik blijf met Joanna tot het laatst zitten, zodat wij degenen zijn die het vuur met de tuinslang moeten blussen. Dat is dus best wel lastig. Ik richt minutenlang de slang op de hete blokken hout, maar het blijft gloeien. Zelfs als ik de stenen en de grond eromheen koel, laait het vuur weer op. Uiteindelijk besluiten we dat de klus geklaard hebben en laten een sissende stomende massa hout, as en stenen achter.  In Hayfield, onze tent, wacht het schoonste en strakst opgemaakte bed sinds oma op me.

Geschreven onder een mahonieboom