51. Koud

Gepubliceerd op 11 maart 2021 om 08:20

Rudie en Tania zwaaien ons nog lang na als wij in onze Nissan Tiida vertrekken. We herhalen na iedere afslag links rijden, links rijden, links rijden. We hebben ons volume aan bagage met 50% vergroot nu we een auto hebben, wat gaat dat toch snel. Plek zat nog steeds en van alle gemakken voorzien nu. De beste toevoeging aan ons beperkte bezit, is een 1-kops frenchpress waar we lang naar verlangd hebben. Geen oploskoffie meer voor ons. We rijden naar highway nummer 1, een tweebaansweg met een maximumsnelheid van 100 km/h. Hoewel we niet de enigen op de weg zijn, is het erg rustig, de speciale inhaalvakken maken het rijden zeer relaxt. We stoppen voor koffie in een piepklein gehucht, waar een boerencafé met openhaard ons van een heerlijke scone voorziet. We graaien ons warme vest van de achterbank voor we het café inlopen, want ik kan mijn adem zien in de vochtige, koude lucht.

 

Onze Nissan heeft gelukkig een verwarming net als onze Peugeot thuis, maar de meeste huizen hier hebben dat, net als in Australië, niet. Een airconditioning die naast koelen ook warme lucht kan blazen is al heel wat. Voor Australië net genoeg, maar in NZ vullen mensen dit aan met electrische kacheltjes of openhaarden. Terwijl ze hartstikke kouwelijk zijn, en het liefst twee dekbedden op een bed leggen waar ook al een elektrieke deken brandt, als het buiten 10 graden is. Zodra we een bergplateau van bescheiden hoogte over zijn, klaart de lucht op en straalt de zon ons fel tegemoet. Het blijft fris, maar ik voel de zon door het raam op mijn gezicht branden. In NZ is de UV-straling nog sterker dan in Australië, we blijven ons insmeren.

Het vlakke, groene, haast Nederlandse landschap met schapen en koeien maakt plaats voor heuvels en kleine bergen met bruingeel gras, rotsen en naaldbomen. Afgewisseld met adembenemend mooie blauwe meren. Het lijkt op Noorwegen, Colorado en Oostenrijk tegelijk. Inclusief koele, pure lucht. We rijden op ons gemakje Omarama binnen. Niet te snel, want het is precies twee straten groot. Als je de eerste splitsing mist, ben je er al weer uit. Frieda navigeert ons echter scherp naar het Ahuri motel, een verzameling friswitte huisjes op groen gras en grijs grind, omgeven door prachtige bergen aan alle kanten. Onze studio is eenvoudig, gezellig, licht en weer brandschoon. Het uitzicht aan drie kanten vrij naar de bergen.

Met dik vest en muts verkennen we het dorp, dat houdt 200 meter lopen in en een paar keer de straat oversteken. Er is een huis met vijf schapen in de achtertuin. Naast het motel is hier een tankstation, kruidenier, outdoorspullenwinkel, dierenarts en een hotel met pub-achtig restaurant. Bij dat laatste nemen we in de zon op het terras plaats tussen de lokale agrariërs, die met hun gezin de zondag vieren. Kinderen hollen in rubberlaarsjes of op sokken door het gras, terwijl pappa en mamma met andere pappa's en mamma's drinken en kletsen. Zodra de zon ondergaat, verplaatsen we naar binnen om te eten. Buiten staat een rijtje bemodderde laarzen en binnen lopen een paar mannen op hun geitenwollen sokken onder een groezelige korte broek. Ik ben veroordeeld tot het enige vegetarische gerecht op de kaart, een portobello paddenstoel met een paar stukjes groenten in bladerdeeg, overgoten met een romige preisaus. Alleen vleeseters denken dat vegetariërs van paddenstoelen houden. Toch vult deze, volgens de kaart lichte maaltijd, me flink. Frieda heeft een echt hoofdgerecht met kabeljauw en patat. Teveel om zelfs maar met zijn twee op te eten. Ik begin te begrijpen waarom de mensen hier, ondanks fysieke arbeid op het land, van flinke omvang zijn.

Als we de volle 200 meter terug naar ons motel lopen, snijdt de koude wind door ons heen. Thuis laat ik de airco warme lucht blazen. Ik mis de veel betere CV van thuis, maar wat is het hier fantastisch.

Verstuurd vanonder een droog, heet luchtstroompje