24. Ondeugend

Gepubliceerd op 6 januari 2021 om 15:33

Ik zit op de stenen traptreden van een kerkje in een uitgestorven dorpje op de hoogvlakte. De zon brandt op mijn hoofd, de wind is koel. Frieda klemt geconcentreerd haar mobiel aan haar oor, Ajax speelt. Terwijl ik mijn zoveelste M&M-etje met munt weghap zit een paar meter verderop een oude, verwaarloosde vrouw. Tenminste ze ziet er oud uit, ze kan echter niet veel ouder zijn dan mijn moeder. De aanblik breekt mijn hart. Ik snap niets van armoede, heb er totaal geen verstand of ervaring mee. Andere gebruiken zijn immers niet perse beter of slechter dan de mijne. De Westerse aanname dat je slechter af bent zonder huis, zonder geloof in precies die ene god of zonder stuwdam heeft menige traditionele samenleving de kop gekost. Dus pak ik het vast verkeerd aan als ik besluit haar wat geld te geven. Ze slaat dankbaar een kruisje als Frieda het geld in haar hoed doet. Wie laat zijn moeder of die van zijn buurman nou zo aan haar lot over? 

 

Het valt me op dat men hier hoog in de Andes wat opener is dan in het oerwoud. Hier zit een praatje er weer in ondanks dat het leven minstens zo zwaar is. Op een marktje staart een snoezig speelgoed caviaatje van alpacawol me aan. Omdat die ons een directe flashback bezorgt aan onze warme maaltijd enige dagen terug, deel ik onze gedachten met de koopvrouw. “Lekker hè, cavia”, glimt ze. Ik meld dat ik het knaagdier inderdaad heerlijk vind, maar met gemengde gevoelens omdat het voor ons ook huisdieren zijn. Ze pakt de pluizige speelgoedcavia op aait hem liefdevol en zegt dan ondeugend: “Voor ons zijn ze eten”. Dankbaar voor dit welgemeende grapje kopen we eindelijk ons pakje speelkaarten met Peruplaatjes. Wij gaan niet voor de eerste de beste. 

 

Vandaag reizen we naar Puno aan de grens met Bolivia. Onze luxe bus zoeft al uren over die geelbruine hoogvlakte, staan er plots een paar flamingo’s… Het is maar goed dat ik even wakker ben. De zacht wiegende bus geeft me voldoende gelegenheid mijn junglevermoeidheid eens goed uit te slapen. Als die hyperactieve gids tenminste even stil is. We merken goed dat we opnieuw aan flinke hoogte moeten wennen. Vannacht werden er minstens vijf keer wakker van de dorst en ondanks pittige vermoeidheid slapen we onrustig. Dat halen we vandaag in onze bus dus helemaal in. Met open mondjes ronken we tegen het raam aan, slechts af en toe snifsnurkend onderbroken door de gidswekker. 

 

Overal staan reclameborden die melden dat hier stukjes grond te koop zijn. Voor mijn gevoel midden in de niksigheid, net als in die uitgestrekte woestijn langs de kust. Als we een rivier oversteken staat links de rivier vol met auto’s en tuktuks, terwijl rechts vrouwen met hoge hoeden de was doen. We bezoeken nog een indrukwekkende tempelruïne uit Inkatijden. Een uurtje voor het einde rijden we dwars door Juliaca, veruit de lelijkste en stoffigste stad die ik ooit zag. Hoe zulke kleurrijke mensen in zulke geestdodende straten kunnen wonen is me een raadsel.

 

Tegen zonsondergang rijden we Puno binnen. Ik verwacht niet veel van deze stad. Volgens velen hoef je hier niet voor de gezelligheid heen en is het er koud, want op dik 3800m hoogte. Zoals vaak zit de schoonheid hem in het onverwachte. In ons hotel staat het grootste bed van Peru op ons te wachten, er brandt een kacheltje en een thermosfles warme thee staat klaar. In de stad is het een gezellige drukte en ik zweet in mijn donsjas. We kijken elkaar verrast aan als we energiek besluiten de stad in te gaan om te eten. 

 

Onze laatste avond in Peru brengen we door met lounge muziek, heerlijke crema andina (dikke groentensoep) en een pizzaatje. En nog één keer zo’n ondeugende cocktail.

 

Voor de laatste keer verstuurd vanuit Peru 

Maak jouw eigen website met JouwWeb