Vanuit mijn zolderraam kijk ik naar een witte, vredige wereld. Mijn buurmeisje veegt met haar handen de sneeuw van de tuintafel. Ze maakt sneeuwballen in haar onesy. Zo uit haar bedje naar buiten gehold. Mijn jeugdwinters waren sneeuwzeker. Voor kinderen van de nieuwe wereld komt sneeuw als wit poeder uit een bus of een sneeuwkanon op een kaal-geskiede, groene Oostenrijkse bergweide. Dus mijn buurmeisje neemt het zekere voor het onzekere en laat geen besneeuwde minuut onbenut.
Ik laat pessimistische voorspellingen over de duur van dit witte wonder voor wat ze zijn en kies ervoor in mijn witte bubbel te blijven. Hoewel het half december is, stel ik me voor dat het Kerst is. Eindelijk weer een witte Kerst. Dat is lang geleden. In de tuin tel ik de kattenpootjes in de verse sneeuw. Het gekraak van de bevroren kristallen onder mijn voeten brengt me terug naar langvervlogen witte winters. Winters waarin ik een slee voorttrok waaraan mijn broertje langzaam vastvroor omdat hij weer eens door het ijs was gezakt. Bijna drie jaar jonger en zoveel dapperder dan ik testte hij het ijs voor ons uit. Als het hield schaatsten we tot het donker werd. Als het net effe te dun was dan bracht ik hem veilig thuis en bikte hem samen met mijn moeder los van de slee.
Witte, ijskoude winters waarin ik in oma’s tuin samen met mijn neven een ijsfort bouwde. Zij waren dol op soldaatje en oorlogje en Frozen bestond nog niet dus transformeerden we oma’s groene gazon tot gemilitariseerde zone compleet met onneembare iglo-vesting en sneeuwballenkanon. Een jarenlange serie winters met vrieskou en sneeuw van uiteenlopende kwaliteit schaafde onze beeldhouwvaardigheden. Het uitblijven van die langverwachte Elfstedentocht weet men aan het warme afvalwater dat de Friese sloten instroomde. Wisten wij veel.
Ik zal een jaar of 13 zijn geweest toen ik het boek Kinderen van de verschroeide aarde las. Een prachtig boek over de periode na een verwoestende, nucleaire oorlog die de aardas had doen kantelen. De verandering in klimaat die dat teweegbracht heeft op mij een onuitwisbare indruk achter gelaten. Ik waande mij veilig in de gedachte dat de mens gelukkig geen invloed had op het weer. Wist ik veel. Terwijl we ons druk maakten om zure regen en het ijzeren gordijn schaatste Evert van Benthem twee Elfstedentochten Hollands erfgoed voor mij bij elkaar.
Witte winters hebben me gevormd, zijn onderdeel van mijn fundament, van ons fundament. Een hele generatie groeit op zonder lange schaatstochten met de klas op natuurijs, zonder iglo’s bouwen tot ze eindelijk blijven staan, zonder het genot van warme stamppot na een fietstocht bij min 13, zonder een sneeuwpop die het twee weken houdt. Kinderen van de verwarmde aarde.
Mijn buurmeisje oogt er niet minder gelukkig om als ze de laatste sneeuw bij elkaar schraapt. Pas als alle sneeuw is gesmolten stapt ze naar binnen. Zij laat in tegenstelling tot mij in vroeger tijden geen sneeuwminuut verloren gaan voor warme chocomel. Zij bouwt dapper aan haar fundament.
Geschreven met witte winterweemoed
Maak jouw eigen website met JouwWeb