Moed

Gepubliceerd op 9 januari 2019 om 14:40

Toen ik klein was, had ik een achterbuurjongen die we voor het gemak even Grote Patrick noemen. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik in die tijd steevast aan hem refereerde als Dikke Patrick. Ik was toen 4 of 5 jaar oud in een tijd dat overgewicht eerder uitzondering dan regel was. Lichaamsomvang was voor mij hoogstwaarschijnlijk een onderscheidend kenmerk ten opzichte van een andere Patrick die ik kende.

 

Grote Patrick versperde mij vaak de weg met zijn grote skelter als ik door het steegje fietste, schopte mijn knikkers door elkaar en hield de poortdeur dicht als ik eruit wilde. Of erin, want wat ik wilde dat maakte Grote Patrick niet veel uit. Op een dag die ik me alleen maar herinner uit trotse verhalen van mijn ouders, bevrijdde ik mij op originele wijze van de last die ik ondervond van het gedrag van Grote Patrick. Die dag stampte hij mijn zorgvuldig gebouwde zandkasteel met de grond gelijk. Ik uitte mijn ongenoegen over deze gang van zaken door een schep uit ons schuurtje te halen en hem een flinke mep te verkopen.

 

Op meerdere manieren bijzonder, want Grote Patrick was niet alleen tweemaal zo groot en tweemaal zo breed, maar ook minstens tweemaal zo oud als ik. Waar ik de moed en het lef vandaan haalde om als piepklein meisje zo'n grote jongen te meppen is me een raadsel. Een inspirerend raadsel, want na die dag had ik geen last meer van Grote Patrick. Niet in de laatste plaats ook bijzonder omdat ik hier geen spoortje schuld aan heb overgehouden. De (zeldzame...) keren dat ik in mijn jeugd iets deed wat niet mocht staan mij met haast bijbels schuldgevoel pijnlijk in het geheugen gegrift. Maar van zoiets incorrects als een medemens met een schep een hens verkopen staat mij niets van schaamte of schuld bij. Sterker nog, mijn ouders vertellen nog altijd met trots hoe ik die dag mijn grenzen aangaf. En dat is wat ik deed.

 

Waar is die moed en die zekerheid waarmee ik mijn grenzen aangaf gebleven? Klein als ik was doorbrak ik een patroon in mezelf. Nu ben ik niet direct voornemens om het meppen met de schep in ere te herstellen, maar als het op grenzen stellen aankomt kan ik iets leren van dat kleine, dappere meisje. Misschien ligt de grootste wijsheid wel verborgen in de onschuld waarmee ik dat deed. Grenzen aangeven is geen uiting van wraak, streeft niet naar genoegdoening, heeft niet de intentie de ander te beschadigen of te veroordelen. Grenzen aangeven is een uiting van opperste toewijding aan jezelf en aan het contact met de ander.

 

Geschreven met een ondeugende glimlach