Omdat we een beetje aan de vroege kant zijn, vraagt ze ons de kangaroes vast te voeren. De watte? Ze overhandigt ons beiden een klein papieren zakje met een soort konijnenvoer erin en wijst met haar vinger richting de ingang. Kan niet missen. Ok dan, als jij het een goed idee vindt.
Nou ben ik in Nederland nooit zo van het dieren voeren. Jensie, de Jack Russel van mijn oudste nichtje uitgezonderd, sta ik op veilige afstand met schone handen toe te kijken, terwijl anderen het vuile werk doen. Maar vandaag besluit ik me geheel over te geven aan de zeer zeldzame kans om Tasmaanse fauna met de hand te voeren. Dus graai ik een handje knaagdiervoer, ga diep door de knieën en strek mijn hand uit. Vrijwel alle 150 kangaroes om me heen blijven lui in het gras liggen…. Hmmmm. Dan herinner ik me het effect van een krakend chipszakje op Frieda. En ja hoor, een beetje met het zakje friemelen nodigt één kangaroe uit om langzaam naar me toe te hoppen. Voor ik het goed en wel besef, voer ik zomaar een kangaroe. Zo uit de hand. Ik.
Zoals zo vaak is het al geslaagd voor het is begonnen. Met twee handen tegelijk voer ik links en rechts het grootste buideldier van Australië. En het was al zo’n geweldige dag. Na een ochtendje uitslapen en ontbijt op bed, google ik vijf minuten voor vertrek nog even ‘bezienswaardigheden Tasmanië’. Gewoon om wat te doen voordat onze hoofdact in de avond start. Natuurlijk komen we dan uit in een prachtig natuurpark met watervallen en reusachtige eucalyptusbomen met precies genoeg tijd, water en eten voor die ene befaamde wandelroute. Boomvarens, mos, zwartgeblakerde eucalyptus, vogels, krekels. De flora een vreemde mix van Nieuw-Zeeland, Zweden en de drogere delen van Australië. Het past allemaal vandaag, met voldoende tijd om iets te vroeg bij onze vooraf zeer zorgvuldig uitgekozen activiteit aan te komen. Een avondtour door Bonorong, een wildopvang.
Onze gids is weer van het opgewekte soort en bij hoge uitzondering ook zeer goed te verstaan. De dieren in de opvang kennen haar. Vogels groeten met luid gekraai en de baby-wombat valt zo in haar veilige armen in slaap. Ze neemt ons kleine groepje mee door het verlaten park naar de gevlekte buideldas. Die mogen we smerig uitziende stukjes wallabie voeren. Wel met een tang dan, want de buideldas is van het hard bijtende soort. Ik vind het helemaal geweldig, de zon schijnt lang en laag, we krijgen alle aandacht en dan al die dieren van zo dichtbij. Ze opent de deur van een grote kooi en gebaart ons naar binnen. Sta ik oog in oog met een tawny frogmouth. Dat lijkt een uil, maar is het niet. Of ze geen last van ons hebben. Neuh, ze wanen zich onzichtbaar doordat ze net doen of ze een tak zijn. Of denken te zijn, want ik zie ze gewoon heel goed.
Ook bij de mierenegels gaat het hek gewoon open. De gids roert het papje gemalen insecten nog even door, steekt er een eetlepel in en overhandigt hem aan mij. Ondertussen staan de twee mierenegels al met hun tongetjes aan mijn schoenen te likken. Wat zijn ze schattig. Ze slurpen de lepel in no-time leeg, af en toe raken ze zacht mijn handen aan. Wat een vertrouwen. Bij de Tasmaanse duivel blijft het hek gesloten en pakt onze gids er de langste grijptang bij… Geen zorgen, maar wel recht van boven voeren, want ze kan flink springen… Ik kan er naar blijven kijken, wat een bijzondere dieren zijn dit.
Of we bij de oosterse buideldassen een beetje snel de kooi in willen lopen, die zijn nogal druistig en moeilijk te vangen. Binnen hollen er vier beestjes ter grootte van hermelijnen druk rondjes om ons heen. Ik hou mijn vingers in mijn zakken, ook dit zijn bijtgrage carnivoren. Ook hier voeren we ze stuk voor stuk voor we via de sugar gliders naar de possum lopen die het sluitstuk vormt van de avond. Ze zit in haar holle boomstam als we de kooi inlopen, ze heeft even tijd nodig vertelt de gids, terwijl ze een doosje met fruit en nootjes uit haar tas pakt. Ik twijfel of ik ga meedoen, want ze lijkt terughoudend deze buidelrat. Ik wil haar niet verstoren, maar als de rest van de groep haar heeft gevoerd loopt ze plotseling haar boomstam uit en kijkt me aan. Met een halve amandel tussen mijn vingers loop ik naar haar toe. Heel voorzichtig neemt ze het nootje met haar tanden van me over. Dan pakt ze mijn wijsvinger vast met haar voorpootje en maken we contact. We kijken elkaar aan, die buidelrat en ik. Dat zachte pootje om mijn vinger. Hoe heb ik ooit zonder gekund?
Door het donker rijdt Frieda ons terug naar Hobart. De lichten van de stad rond de donkere baai. Vreemd blauwe wolken van een zon die pas net onder ging. Ik heb het gevoel dat ik ergens doorheen ben gegaan, me ergens helemaal in onder heb gedompeld. En daar kan niks tegenop.
Verstuurd met naar vlees ruikende handen
Maak jouw eigen website met JouwWeb