Nadat we een dik pak papier van handtekeningen hebben voorzien, neemt hij ons van top tot teen op, loopt naar achteren en komt terug met twee wetsuits. Ze zijn van het dikste soort en bovendien nog lekker vochtig van de dag ervoor, zodat het ons ruim tien minuten kost om alleen al het onderstuk aan te krijgen. Een van de mannen lacht meewarig naar Frieda, ze heeft hem achterstevoren aangetrokken. Niet vreemd, want we hebben in geen jaren gedoken.
Aaron, onze piepjonge divemaster – hij was nog niet geboren toen Frieda voor het eerst naar dit continent reisde – lijkt gerustgesteld door mijn mededeling dat wij niet bepaald stille mensen zijn. Hij houdt wel van een praatje en vertelt honderduit, terwijl hij op maximumsnelheid het rammelende busje door de bochten scheurt. Ik kijk met lichte spanning wat uit het raam, hoe zal het straks zijn? Aaron neemt bij aankomst in sneltreinvaart de opfris met ons door. Straks daar, hij wijst naar de golvende groenblauwe Zuidelijke oceaan, zal hij ons op de bodem vragen ons duikmasker af te doen, ons ademding weg te gooien en uit elkaars tankje te ademen. Ik begin me af te vragen waarom ik dit ook alweer zo graag wilde. Want ík was het die dit perse wilde.
Ze gunt het me zo, mijn echtgenote. Zoveel dat ze haar, toch wel enigzins reeële, angsten voor mij trotseert om samen met mij weer een oceaan in te plonsen op zoek naar een of ander moois. Dit keer de Leafy seahorse, een soort zeedraakje of zeepaardje dat net doet of het zeewier is. Lekker makkelijk te vinden dus. Samen lopen we met ruim 25 kilo uitrusting op onze duikschoentjes naar het einde van de lange pier. Alle uren in de sportschool betalen zich hier dubbel terug, wat is dit een beproeving. Aaron hupt rap het water in en verwacht hetzelfde van ons. Ik aarzel even voor ik de stap voorwaarts zet. Dit is wat ik wilde.
Nou is het water van de Zuidelijke ijszee een pietsie kouder dan het overige water dat Australië omringt. Als ex-waterpoloster heb ik wel in kouder gelegen, maar zodra we afzakken naar de diepte beneemt de kou op mijn gezicht me de adem. Da’s dus heeeel onhandig als je gaat duiken. Mijn hoofd roept 20 zorgen en oordelen die allen starten met “zie je nou wel”. Ik stijg heel even op, haal drie keer rustig adem en laat me zakken in het koude groene water. Met mijn knieën op de bodem trekken we ons masker af én zetten het weer droog op, smijten we dat waar lucht uitkomt ergens achter ons én weten het gewoon weer te vinden. Het vertrouwen komt langzaam terug. Dit heb ik eerder gedaan.
Aaron besluit dat we klaar zijn voor een tweede, langere duik op zoek naar de leafy seahorse. Zelfs het lopen over de pier gaat al makkelijker. Het afdalen, mijn drijfvermogen regelen, mijn oren klaren het gaat allemaal zoveel soepeler dat nu pas die vredige stilte van onderwater zijn, tot me doordringt. Het gevoel van gewichtloosheid, temidden van drie dimensies, communicatie zonder woorden. Hier onder meters oceaanwater vind ik iets dat nergens anders te krijgen is. En dan zwemt er ook nog veel prachtigs rond. Inktvissen, blue devils, zebravissen en nog veel meer naamloze fauna zwemmen tussen en over frisgroen zeegras dat wuift in de sterke stroming.
Het zeedraakje laat zich het moeilijkst vinden tot Aaron een grote L maakt met zijn vingers. Ruim binnen de zuurstof aanschouw ik vredig drijvend vlak boven de zeebodem, een leafy seahorse. Niet knipperen met je ogen, want dan ben je hem kwijt. We zwemmen nog wat tussen de vissen en de begroeide pilaren van de oude pier voor we vol zelfvertrouwen naar het wateroppervlak opstijgen. Een grijns van oor tot oor op ons beider gezichten. Wie moeite doet, zal voldoening oogsten.
Verstuurd met tintelend lijf
Maak jouw eigen website met JouwWeb