De frisse berglucht, het weidste uitzicht op de mij zo bekende groengrijze bergpartijen, de koele bries die hier altijd mijn warme lijf koelt. Ik voel aan alles dat ik daar ben waar ik moet zijn. Ik adem de ijle lucht diep mijn longen in, neem alles in me op en zweet voor de zoveelste keer mijn berg op. Want hier moet ik het weer minstens een jaar mee doen.
Na een paar decennia op deze planeet krijg ik zo langzaam maar zeker door waar ik goed op ga. Een handleiding kreeg ik nooit bij mezelf, moet je zelf maar effies uitzoeken. Ik schreef al wat hoofdstukjes, daar niet van. Over dat ik hou van de dingen graag goed doen, behulpzaamheid en wereldvrede. Dat ik gedij bij tijd alleen en veel bewegen. Ik schrapte er ook veel weer van weg. Want ik blijk ook van eenvoud te houden. Een paar jaar geleden voegde ik er een bijzondere leefregel aan toe. Dat ik één keer per jaar mijn tanden mag poetsen met uitzicht op de sterrenhemel boven grijze bergspitsen. Elk jaar één nachtje slapen in een hutje boven op de berg. Ik hield mezelf eraan.
Dus maakt Frieda liefdevol foto’s, terwijl we in drie uur omhoog zweten waar de kabelbaan je in 10 fantasieloze minuten heenzoeft. We arriveren vroeg genoeg om een plek bij het stopcontact te kiezen in het matrassenlager. En laat genoeg om de dagjesmensen net met de stoeltjeslift te zien afdalen. Het gouden moment waarop de drukte kantelt naar een rust die ik alleen ken van overnachten in een berghut. En dat moment hebben we te danken aan de gevallen vrouw.
Na een uur of twee klimmen klinkt een geluid dat ik in al die jaren op deze berg nooit hoorde. Paniek, hulp! Vanaf iets hoger zie ik een jonge vrouw als een razende naar beneden hollen, ze roept om hulp. “Sie ist abgestürzt!”. Dat betekent weinig goeds, in alle talen. Ik keer resoluut om, als mijn moeder daar dalwaarts was gegleden had ik de hulp van omstanders ook op prijs gesteld. Frieda meldt me droog dat ik ook geen berggeit ben. Klopt, maar ik ben vlakbij en bovendien heel kalm als de nood hoog is.
Als ik over het randje gluur zie ik een jonge vrouw de bloedende, gevallen vrouw verbinden. Ze is voor de smak die ze maakte verbazingwekkend ongeschonden. Of ik wil helpen om haar zo weer omhoog te sjorren naar het pad. Uiteraard, ik zoek vast naar een route. Dat mamma dierenarts is, meldt haar jonge dochtertje ons trots. Gelukkig maar. Ik vraag haar hoe het met haar is. Een paar minuten later pak ik de hand van de abgestürzte mevrouw stevig vast en trek haar terug op het rechte pad. Haar man staat er hulpeloos – en eerlijk gezegd ook vrij nutteloos - bij. Bergrettung voor en door Frauen. Wie een betere wereld wenst, moet hem zelf maken.
Iets later dan gepland bereiken we de Wormserhüttte op 2300 m hoogte. Het weerzien doet me goed. Dezelfde oude foto’s aan de wand, de schrootjes, de geblokte gordijnen, de waterton. Het uitzicht op de bergen aan alle kanten, het heerlijke eten en drinken en het vriendelijk doortastende personeel. Ik hou zo van het leven in een berghut. De discipline, de geschreven en ongeschreven regels waar iedereen zich aan houdt en het onderlinge vertrouwen. Je bergschoenen in het hok, huttensloffen aan, ’s nachts ronken in je lakenzak, super kort douchen met je sneldrogende handdoek. Allemaal in hetzelfde ritme zonder overleg. Waar slapen volslagen vreemden nog veilig en vredig naar elkaar in hetzelfde bed? Wie wereldvrede nastreeft heeft dit te onderzoeken.
Nadat we even zijn uitgewapperd in koele bergbries, koelen we onze voeten in een trog met ijskoud bergwater. Met eindelijk weer frisse voetjes eten we de grootste apfelstrudl van het noordelijk halfrond. Met romige vanillesaus. Als tegen etenstijd de Stube zich vult met gezelligheid en naar inspanning riekende wandelaars, komen overal de spelletjes op tafel. En het bier, want eten en drinken smaakt nergens op de wereld zo lekker als hier hoog in de bergen. Onbekenden eten samen de dis bij elkaar aan tafel. We spelen rummikub met twee Duitse studentes. Mijn verdwenen douche muntjes vindt haar weg eerlijk terug naar me. Een mini-maatschappij op 2300 meter boven de echte.
Een keer per jaar poets ik hier mijn tanden. Met uitzicht op die reusachtige, donkere stilte. Vlak voor een gebroken nacht vol snurkende en stommelende medemensen. Om onduidelijke redenen bezie ik dat hier met mildheid. Hier op de berg ben ik een beter mens.
Geschreven met wijde blik
Maak jouw eigen website met JouwWeb