Er komt nog net geen stoom uit mijn oren. Een ieder die een beetje zijn best doet om er wat van te maken zal zich erin herkennen. Dat je je uiterste best doet om de kwaliteit te leveren die je in huis hebt. Jaren vol pogingen om niet tweemaal dezelfde fout te maken, gaten dichtlopen en leren, leren en nog eens leren. En dat er dan dagen zijn dat het net lijkt alsof dat helemaal niet de bedoeling is. Alsof niemand daar echt op zit te wachten. Hoe kan het dat er soms zo’n gat zit tussen de kwaliteit die van me wordt gevraagd en hetgeen daadwerkelijk kan worden ontvangen?
Het lijkt zo mooi. Zo’n werknemer die altijd levert, die nooit ziek is, die missers aan ziet komen, die bereid is om te groeien, die een voorbeeld is voor anderen. Maar hoe ideaal is dat? Zitten werkgevers werkelijk te wachten op werknemers die kritisch op hun eigen grenzen passen, die anderen aanspreken op hun verantwoordelijkheid, die groei vragen van de hele organisatie, die veranderbereid zijn? Makkelijk lijkt me dat lang niet altijd. Zeker niet als de verschillen op de werkvloer groot zijn.
Eigenlijk zou je ze op staande voet moeten ontslaan. Dat scheelt een hoop gedoe. Het onderbreken van die voortdurende vraag om verbetering geeft weer wat lucht. Geen vernieuwingen maakt ruimte voor behoud. Lekker dat er niet zoveel hoeft. Denk aan de irritaties die dat scheelt voor alle betrokkenen. Wat is er leuk aan gewezen worden op je fouten door een snibbige collega? Strevers naar kwaliteit geven onrust en zijn veeleisend. En ze krijgen het ook niet eens voor elkaar om het hele team naar het niveau te tillen waar ze zelf om vragen. Waarom kiezen we er dan toch voor ze te behouden?
Ik moet denken aan het wiel. Een ontzettend simpel en energiebesparend ontwerp. Maar nooit uit zichzelf geëvolueerd. Een bizar mysterie dat zich niet laat verklaren vanuit dit ronde wonder. Iedere kleine verandering in de richting van een rondje zou het voortplantingssucces van de bezitter immers verhogen. Denk aan hoe snel je bij je liefje kunt komen op wieltjes. Nee, het wiel moest bedacht worden, dat kwam er niet vanzelf. Niet bij gebrek aan ronde vormen in het dierenleven, maar bij gebrek aan wegen. Of liever gezegd, de bereidheid tot gezamenlijke investering in een wegennetwerk.
Het is best mogelijk dat ooit een altruistische dino op het idee is gekomen een weg aan te leggen. Dino’s die dat niet deden vonden dat vast supertof en holden snel over het vlakke, harde wegdek voor de vermoeide wegaanlegger uit naar een fraai vrouwtje. De altruistische wegaanlegger-genen gingen verloren tot er een vreemd tweebenig schepseltje voldoende hersencellen aanlegde om het hele idee van een gezamenlijk bekostigde infrastructuur te organiseren.
Wat nou als zo’n zichzelf voortdurend verbeterende werknemer het wiel is? En kwaliteit de infrastructuur? Geen medewerker kan in zijn eentje die volledige investering doen. Zodra de wegen er zijn, komen de wielen tot hun recht. Zonder wegen zijn wielen onhandige ballast waarmee je tot je assen vast komt te zitten in de modder. Kwaliteit evolueert niet vanzelf, het ontstaat niet spontaan als we een paar hardwerkende mensen bij elkaar zetten. Kwaliteit vergt een collectief bekostigde, zorgvuldig ontworpen infrastructuur. En een paar mooie wieltjes.
Geschreven met de asjes in de modder
Maak jouw eigen website met JouwWeb