De tijdreis

Gepubliceerd op 27 juli 2019 om 17:37

Met kippenvel op mijn lijf luister ik ademloos naar de vioolklanken die tussen de eeuwenoude muren weergalmen. Het duurt even voor we de bron van al dat prachtigs hebben gelokaliseerd. Hoog op de oude stadswal van Tallinn speelt een jonge vrouw op haar viool. Muziek met zo’n lekkere Russisch klinkende nasleep. Tallinn prikkelt al mijn zintuigen, wat een fantastische stad.

 

Mijn eerste kennismaking met de hoofdstad van Estland was geen onverdeeld genoegen, moet ik bekennen. Duwen en trekken in de krioelende mensenmassa die de ferry uitstroomt, een waakzame blik op veels te beschonken mannen, onbegrijpelijk OV, weinig behulpzame mensen. Erop vertrouwend dat de schoonheid van dat wat voor ons ligt vanzelf aan ons onthuld zal worden, zwijgen we ons zwetend langs de drukke autoweg naar het Kreuzwald hotel. Na het frisse, vriendelijke, georganiseerde Finland lijkt Tallinn op het eerste gezicht geen upgrade.

 

Zodra we onze heerlijk koele zen-kamer met bubbelbad instappen en de Douwe Egbertskoffie zien liggen, weet ik dat het goed komt. Hoe geen idee. Het meisje bij de receptie meldt terloops dat je de oude stad met twee uurtjes bezichtigen wel gezien hebt en somt een lange lijst musea en kunstdingen op die me zonder uitzondering bijzonder oninteressant lijken. Eerst maar in het bubbelbad dan.

 

Opgefrist bereiken we na een piepklein wandelingetje langs pleinen en gebouwen met Sovjet-allure, de oude binnenstad. Een unieke middeleeuwse mix van Harry Potter, de Efteling, fantasy, Beieren en Brussel waar ik direct als een blok voor val. Wat een geweldig straatleven. In een poging om een tafeltje op een van de druk bruisende terrassen te bemachtigen lopen we een Chinees uitziende jongeman tegen het lijf. Pragmatisch vormen we een gelegenheidscollectiefje om de net vrijgekomen vierpersoonstafel te bezetten.

 

Albert blijkt Indonesisch, afgestudeerd in Delft en gespeend van zeer droge humor. We eten heerlijk en drinken hemels. Het personeel gehuld in Oostenrijks uitziende klederdracht brengt grote glazen lokaal gebrouwen bier rond. Frieda bestelt twee keer de dikke rundersoep met aardappel en paprika. Met het versgebakken brood veegt ze haar bord zo schoon dat de afwas bijna achterwege kan blijven. De weg naar de wc een avontuurlijke afdaling naar de dungeons-kelder compleet met draken op de muur. Terwijl een vurig schnappsje van geheim recept nabrandt in onze keeltjes laat Albert ons de stad zien. In het langzaam vallende schemer tekenen de prachtig verlichte monumentale gebouwen zich een voor een af tegen een blauwzwarte hemel. Ik waan me in een sprookje. We slapen als prinsesjes in de zachte bedden.

 

Ook bij daglicht toont de binnenstad haar pracht. Achter ieder deurtje een winkeltje waarvan alleen het pand al een bezienswaardigheid is. Stenen kronkeltrapjes, doorgangetjes, gietijzeren hekken. Houtsnijwerk, bontgekleurde wollen kleding en alles wat er maar te maken valt van dik vilt. Loom van de brandende zon van het randje van de hittegolf die West-Europa teistert zoeken we de koelte van de hotelairco voor het eten nog even op. Even een dutje voor we weer een tijdsprong terug naar vervlogen tijden maken. 

 

Geschreven in middeleeuwse sferen