007

Gepubliceerd op 28 juli 2019 om 17:45

In de vensterbank van de Freud cocktailbar zie ik haar zitten. Ze drinkt met een rietje haar cocktail uit een bloempotje. Licht krullend kastanjebruin haar, groengrijze ogen en swingend op de muziek. Ze lacht haar mooiste lach naar mij. Frieda geniet zienderogen en ik van haar.

 

In ruil voor een supergezond kommetje quinoa met linzen, trakteer ik haar op poffertjes. In onze samenwerking krijgt iedereen haar zin. We zetten een punt achter de dag met de beste cocktails die ik ooit proefde. Op een sofa à la Sigmund Freud verwennen drankjes als Victoria’s secret en Something stupid, mijn smaakpapillen. 

 

De volgende dag staat een door mij uitgezochte cultuurhistorische trip op het programma. Al sinds mijn vroegste schooltijd heeft de Sovjet-unie een bijzondere aantrekkingskracht op me. Opgegroeid in het heetst van de koude oorlog, heeft dat deel dat ‘anders’ is me altijd geïntrigeerd. Jong als ik was snapte ik heel goed dat de wereld niet zo zwart-wit was als hij leek. Niet overzichtelijk verdeeld in het goede westen en het slechte oosten. 

 

Reizend door voormalige Sovjetgebieden als Oost-Duitsland, Moskou, Tsjechië en Estland kost het me moeite om mijn westerse perspectief te verwisselen voor iets anders. Het is heel makkelijk om er iets van te vinden nu het allemaal ‘bevrijd’ gebied is. Wat is het voordeel van onderdrukking? Of waar is het een gevolg van? Vragen die me een leven lang bezig houden dus zoek ik waar ik kan naar de zelfkant, naar de nuance tussen oost en west.

 

In Sovjethoogtijdagen huisde op de 23ste verdieping van het Viru hotel in Tallinn een KGB-kwartier. Onofficieel, want het bestaan ervan of überhaupt van een 23ste verdieping werd sinds de oplevering van het hotel in 1972 altijd ontkend. De lift gaat tot 22, meer is er niet. Maar toen Estland in 1991 na een vreedzame revolutie weer een onafhankelijke staat werd, ontdekte men de mythische, haastig verlaten 23ste verdieping vol afluisterapparatuur. In plaats van zo snel mogelijk alles in de kliko te donderen om zo donkere tijden af te sluiten, cultiveerde men het geheel tot een museumexperience. Alleen op aanvraag en uitsluitend met gids dus precies het persoonlijke dat ik zoek. 

 

Via een branddeur vol dreigende Russische teksten op de 22ste verdieping bereiken we een trapje naar het KGB-penthouse. De verboden op de muur zijn slechts ter verhoging van de sfeer, meldt de gids. We mogen gewoon foto’s maken en vragen stellen. Dit hotel bood ooit plaats aan uitsluitend westerse toeristen die slechts onder begeleiding een paar plekken in de stad mochten bezoeken. Een oase van luxe bedoeld om bij westerlingen de indruk te wekken dat het leven als Sovjetburger schier ideaal was. Uiteraard een schril contrast met een werkelijkheid waarin de inwoners van Estland van niets moesten rondkomen. Een waarheid die niet uit mocht komen dus zag de KGB er scherp op toe dat burgers en toeristen onderling geen contact hadden.

 

Op de 23ste verdieping bel ik met ‘Moskou’ via de hotline op een houten bureau. Omringd door uniformen, getypte documenten, gasmaskers, krantenknipsels, afluisterapparatuur, bandrecorders, plattegronden en kilometers draad vertelt onze gids over haar Sovjettijd. Zij en ik, van dezelfde leeftijd, groeiden op aan weerszijden van het ijzeren gordijn. Zij leerde Russisch op de kleuterschool, ik verven en kleien. Op haar 15de leerde ze net als alle andere kinderen in de Sovjet-unie, schieten met een kalashnikov, ik ging voor het eerst alleen op vakantie. Ieder jaar verplicht twee weken onbetaald aardappels rooien voor het volk, terwijl ik met oma bosbessen plukte voor in de jam.

 

Microfoons in asbakken, schoteltjes, in buizen in de muren. Plattegronden die de smalle spionagekamers tussen twee hotelkamers verraden. Fototoestellen waarmee door een gaatje in de muur plaatjes werden geschoten van wie weet wat. Een portemonnee met inktbom bedoeld als schrikmiddel om personeel dat westerse valuta probeerde te bemachtigen, te schande te zetten. Niet iedereen vreesde het meeluisteren door de Russische geheime dienst. Het gerucht gaat dat dappere, vrije Finnen gewoon aan de muren om meer wc papier vroegen. Wat daarop ook prompt werd gebracht. Roomservice mogelijk gemaakt door de KGB.

 

Maar ik ben vooral geïnteresseerd in háár verhaal. Mocht zij haar eigen taal spreken? Was zij net als ik bang voor de onzichtbare dreiging achter het gordijn? Vond ze het leuk om te leren schieten? Hoe veranderde haar leven na de onafhankelijkheid in 1991? En de vraag die me altijd bezighoudt, is er iets van toen dat ze mist? Nieuwsgierig en respectvol vraag ik haar het hemd van het lijf. Ze vertelt open over hoe het was, niet prettig, onvrij, maar zij was niet bang voor het westen. Het verbaast me dat zij, net als ik, als kind ook doorhad dat het opgeklopte beeld van goed en fout niet de waarheid kon weerspiegelen. Nu, na een moeizame transitie, is haar leven beter, hoewel de verhoudingen tussen Russen en Esten nog steeds voor veel spanning zorgen. Ze mist niets uit die tijd, maar geeft open toe dat dat voor veel ouderen anders is. Wat je kent geeft houvast, blijkbaar ook in de Sovjet-unie.

 

Dankbaar dat ik in vrijheid de 23ste verdieping heb kunnen verkennen én ook weer vrij de straat op kan, zoeven we met de lift weer richting lobby. Ik zet nog even met originele KGB-stempel in het Russisch ‘goedgekeurd’ op mijn toegangskaartje. Dichterbij een leven als James Bond was ik nooit.

 

Geschreven in een hotelkamer (hopelijk) zonder afluisterapparatuur