Trots, met blozende wangen steekt ze een herfstboeket naar me uit. “Voor u, eh jij”. Haar racefiets leunt tegen de schuur. Ik neem haar goed in me op, het is ruim een jaar geleden dat we elkaar zagen. Er is iets veranderd, subtiel en wezenlijk. In haar ogen spreekt weer leven.
Een klein decennium geleden maakten we kennis. Zij was er een van de 28 in die energieke 4 havoklas waar ik mijn mentoraat ooit mee startte. In mijn onervarenheid gaf ik voorrang aan de leerlingen die diepe onvoldoendes haalden, de scheiding van hun ouders ruzieënd verwerkten en die me opzochten om hun problemen met me te bespreken. Wist ik veel.
Haar magere fysiek neemt nog altijd weinig plaats in op mijn bank, haar verhaal des te meer. Ze heeft een dappere stap genomen door de kans op verandering met beide handen aan te grijpen. “Waarom nu wel?”, vraag ik haar. Het was er de tijd voor, ze wil door met haar leven.
Het moet ver in januari zijn geweest dat ik haar eindelijk eens goed sprak. In mijn onwetendheid zag ik een prachtige cijferlijst en onbesproken gedrag nog als tekenen van goed welzijn van mijn pupillen. Wist ik veel. En als ze toen niet had opgebiecht opzettelijk te weinig te eten, had ik er net als de rest zo langs heen gekeken. Gelukkig hielp zij een handje.
Ze is op reis geweest. Ik vraag haar wat ze heeft geleerd. Naast vele inzichten heeft ze ook leren eten. Allerlei langvergeten smaken. Enthousiast bied ik haar spontaan een koekje aan. Ze lacht, snoepen heeft ze nog niet gehad. Voor het eerst in onze vriendschap wisselen we recepten uit. Voor groenten uiteraard, want we delen een passie voor gezond en lekker eten. En voor bewegen.
In alle jaren dat ik deelnam aan de schooltriathlon telde zij mijn rondjes. Bij iedere passage door het finishgebied moedigt ze me aan als ik zwoegend op mijn fietsje of hardlopend voorbij kom. Ooit begonnen als ‘onze deal’ omdat zij energietechnisch beter van deelname kon afzien. Lang na het behalen van haar diploma hielden zij en ik ons teamverband in stand. We sloegen geen jaar over.
In dat eerste jaar na ‘de ontdekking’ poogde ik haar nog te helpen, net als velen om haar heen. Het lijkt ook zo makkelijk, dat eten. Je moet van goede huize komen, wil je mij er vanaf houden. Ook om mij in hongerige toestand te kunnen lijden overigens… Dus kletste ik goedbedoelde adviezen en nutteloze tips tegen haar aan tot ik zag dat zij zich daardoor nog onbegrepener voelde. Naarstig zocht ik in mijn wereld naar een andere manier om haar te helpen. Tot bleek dat ik die niet had...
Tsja, dat was wel even vreemd. Om haar heen staakten vele goedbedoelende redders hun hulppogingen om hun energie te steken in hen die wel te redden vielen. Het had niets gescheeld of ik had hun begrijpelijke voorbeeld gevolgd. De bezorgdheid om haar welzijn was moeilijk te verdragen. In het besluiteloze innerlijke vacuüm dat volgde ontdekte ik dat het mijn eigen ongemak was met de situatie dat mij in de weg stond. En daarmee haar. Ik besloot haar bij te staan, ongeacht haar voortgang.
Voor een progressie-ontwikkelingsgerichte-resultaat-daadkrachtige vrouw als ik is dat dus best een dingetje. Maar in de gesprekken die volgden, zat ik op mijn handen, beet ik op mijn tong en hield ik mijn bezorgdheid zoveel als ik kon voor me. Ze leerde me oprecht te luisteren naar haar antwoorden op mijn nieuwsgierige vragen. Ik leerde hoe het is om er alleen maar te zijn.
Jarenlange gesprekken smeedden een bijzondere band waarin wij beiden van elkaar niet anders hoeven te zijn dan wie we zijn. Ook al willen we dat zelf vaak wel. Ik moet zeggen dat als het, na jaren van zijn, ineens losschiet, als er plots hoop aan de horizon gloort, als het leven weer stroomt. Dat het geluk er dan niet minder om is. Direct flakkert er perspectief aan in mijn, op vooruitgang gerichte hoofd, maar ik hou dat wat ik aanzie voor verschiet voor me. Nieuwe plannen maken kan ze prima zelf. Dat ik er ben is het geschenk. Niets meer en niets minder.
Geschreven met veel voldoening
Maak jouw eigen website met JouwWeb