Die Hütte

Gepubliceerd op 27 juli 2021 om 18:01

Ik word wakker van het meditatieve geklingel dat de alpenkoeien voor me componeren. Bijzonder uitgerust beschouw ik onze grenen bedstee eens goed. Het ruikt naar sauna, koeien en vooral naar frisse berglucht, want we slapen op bijna 2000 meter hoogte. Gisteren bereikten we na een lange, lange tocht het doel waar we anderhalf jaar naar op weg waren. Bergen geven hun geheimen nog altijd niet zomaar prijs.

 

Na de eerste afzegging in het coronastartjaar, overwogen we daarna nog minstens 20 keer De Reis te annuleren. Na een paar maanden waarin ons gemoed de golven van een pittige conjunctuur volgde, gooide een donkerrode dreiging onze dromen bijna in. Op de bodem van mijn inventiviteit vond ik dé oplossing, gewoon een dagje eerder vertrekken, terwijl de ECDC ons land van kleur laat verschieten. Eenmaal in Oostenrijk krijgt men ons immers niet zomaar weg. Mijn moeder maakt een sprongetje van geluk, het gaat door en ook nog eens een dagje langer. Aan de lijstjes die ze al weken lang aan het maken is, merk ik dat deze reis er voor ons allemaal veel toe doet. Dus rijden we Oostenrijk binnen, terwijl Duitsland achter ons de quarantaineplicht weer invoert. In de schemering bereiken we, bepakt met gele vaccinatieboekjes, corona check apps en zelftesten, het schattigste Oostenrijkse hotel ooit. Mutti van 81 is speciaal voor ons op gebleven. Hier zijn we meer dan welkom. 

 

55 jaar geleden viel mijn, toen nog piepjonge, vader een gat in zijn knie, omdat hij op slippers over de rotsen voor de Lindauer hütte holde. Een schitterend ongeluk dat hem de liefde van zijn leven opleverde, want het was mijn moeder die hem liefdevol verzorgde. In het overspringen van de vonk op het bankje voor de hut ligt mijn oorsprong, hier begon mijn leven. Een zwart-wit prentje van een pas verliefd stel prijkt ter bewijs in het familie album. 

 

De Lindauer hütte bleef een bijzondere plek innemen in zowel het leven van mijn ouders alsdat van mij. Ruim 3,5 decennia geleden maakten we als gezin vanaf de alpencamping, lange wandeltochten naar naburige en minder naburige hutten. Tochten die mijn broer en ik in flarden vol bergbeekjes, spezi, apfelstrudel, blaren, wollen sokken, sintbernardshonden en sneeuw, voorgoed in het geheugen hebben opgeslagen. Overal ter wereld voel ik me in de bergen het lekkerst, maar hier in de hut waar mijn ouders hun leven samen startten, ben ik het meeste thuis. 

 

Dus vatte ik het plan om ter ere van het gouden huwelijk van mijn ouders, de plek waar het allemaal begon, gezamenlijk te bezoeken. Met lichte coronavertraging vieren we uiteindelijk hun 51-jarig huwelijksfeest, maar dat drukt de pret van mijn ouders op generlei wijze. Mijn moeder holt, terwijl mijn vader nog aan de straffe afdaling moet beginnen, met vochtige ogen naar hét bankje. De twee dagen erna laat mijn vader aan wie het wil, de zwart-wit foto's met vastgelegde liefde en natuurpracht zien. Frieda klapt haar puzzelboekje open en flirt net zo lang met de stugge kelner tot hij vriendelijk genoeg doet. De bizar slechte weersvoorspellingen reduceren tot een fikse bui met slechts onweer in de verte, ruimschoots overgoten met gouden zonneschijn. Spanning van weken glijdt van me af, het universum is me wederom zeer, zeer gunstig gezind.

 

Fit en uitgerust spring ik, net als vroeger op het bed van mijn ouders, die voor het eerst in jaren weer in een slaapzak hebben geslapen. Ze staan open voor alles, net als altijd. Wegens fikse spierpijn slaat mijn vader de herstelwandeling van vandaag over. Samen met Frieda lopen mijn moeder en ik richting een hoge pas. Prachtige bloemen, vlinders, koeien, een stier (!), kabbelende beek, jeweetwel alpenpracht. Sneeuw erbij, stralende zon waar 11 liter regen is voorspeld en tot overmaat van geluk een murmeldier. Naast de, mij zo vertrouwde, imponerende rotswanden adem ik in alle nederigheid het leven diep in. Ik ben weer op de plek waar ik ooit begon.

 

Geschreven voor mijn ouders