Hardlopen

Gepubliceerd op 14 juli 2025 om 04:23

Na 3,5 week op deze hoogte vind ik het er tijd voor. Omdat ik er zin in heb én omdat ik wil weten of het kan op 3400 meter boven de zee. Of ik het kan. Dus trek ik, na mijn pilatesles, mijn sportkleding aan voor mijn allereerste hardlooprondje in Cusco. Ever.

 

De grootste uitdaging, naast de hoogte, is een parcours te vinden waar je niet je nek breekt over het wegdek en de minste kans loopt te worden aangereden door auto, bus of trein (!). Ik stippelde dagen geleden al een korte route uit vlakbij De Inka. Ik hol half tempo het vals plat naar het standbeeld op. De droge lucht schuurt al vrij snel mijn longen rauw, net als de uitlaatgassen. Mogelijk verklaart dit de afwezigheid van andere hardlopers in deze stad. Bij het standbeeld hijg ik even uit om dapper het vals plat naar de treinrails op te bikkelen. Donna Summer zingt weer prachtig dat ik hard werk voor mijn geld. Goede muziek maakt bij een zware prestatie het verschil.

 

Met schurende ademhaling rust ik kort voor ‘de afdaling’. Zodra ik begin te hollen gaat alles van zelf. Mijn benen, mijn lijf, vinden mijn ritme, ik huppel van links naar rechts. Zodra Flashdance What a feeling zingt, overspoelt geluk me. Ik draaf op 3400 meter hoogte met uitzicht op die machtige Inka. What a feeling! En wat een lol van zoiets truttigs als 2 km hardlopen. Mijn dag kan niet meer stuk.

 

Met een kopje koffie strijk ik neer in het barretje onder mijn huis. Als ik wat graaf naar kleingeld in mijn geldbuidel, vind ik het kaartje voor de vergeten vallei der inka’s van gisteren. Vandaag ook nog geldig! Waarschijnlijk, want de datum klopt niet helemaal. En ik mis de ruines van Pisac nog. Nou niet helemaal, want Frieda en ik bezochten die al eens in 40 minuten. Meer was er niet in het toeristenbusjes-schema. Dus rammel ik met een busje naar een ander busje dat me naar Pisac rammelt. Ja hoor, daar gaat weer een bus naar de ruines. Geen zorgen.

 

Zorgen heb ik hier weinig, realiteitszin des te meer. Eenmaal in Pisac geen bus natuurlijk. Wel taxi’s. “Senorita, you need taxi?”. Hoeveel? Als hij het bedrag noemt, draai ik me zo resoluut om dat hij achter me aan holt. “Amiga! Amiga!”. Op zijn rekenmachine prijkt plotseling de helft van het bedrag. Daar doe ik het voor. Ik ben verdorie geen toerist. William scheurt kundig met zijn wagentje de waanzinnig slechte weg op. Pisac is soort van De Keukenhof van Peru, laten we daar vooral geen asfalt heen leggen.

 

Het is al 15 uur als ik er aankom. Mijn kaartje blijkt ook zonder Spaans bluffen, gewoon geldig. Wie niet waagt, wint weinig. Frieda die op Diana Ross wacht op het North Sea Jazz Festival, vraagt of ik al in Pistache ben. Het is er leger dan ooit, de zon zakt traag over de inka terrassen, rust in alle richtingen. Wat een prachtige plek. Zo herinner ik me haar niet. Mijn oog valt op een nederzetting die hoog op de berg boven me ligt. Daar moet het uitzicht op mijn stoutste dromen zijn. Ik klim en klim en klim tot het hoogste punt vanwaar een fenomenaal uitzicht op De Vergeten Vallei der Inka’s. Check.

 

Hij vraagt of ik een gids nodig heb. Neuh, ik ben er toch al? Op het hoogste punt. En ik heb net alles gezien op de weg omhoog. Hij wijst naar beneden aan de andere kant van de berg, het mooiste moet nog komen. Tempels, voorraadschuren, huizen. Als je van wandelen houdt. Van Jessica hoorde ik al over de hike die je helemaal naar het hedendaagse Pisac in het dal brengt. En dat dat heel ver is. Hij neemt me op van top tot teen, “Niet meer dan 1,5 uur voor jou, Señorita”. Wat ik ervoor wil geven is goed.

 

Juan-Miguel blijkt een schot in de roos. Hij is eigenlijk tuinman van beroep en vertelt honderduit over de natuur. Daarnaast weet hij de mooiste fotoplekjes, heeft hij veel archeologische kennis en speelt hij gezellig panfluit als we afdalen. Ik vraag hem of inka’s ook schoenen hadden en sokken, hoeveel kinderen ze kregen en of ze onderling oorlog voerden. Op alles heeft hij antwoord. Ja, ja, 6-10 en nee. Gezang klinkt op uit het dal, de koelte van de zakkende zon brengt me tot rust. Onderweg verkopen oude vrouwen veelkleurige souvenirs. Hoewel ik hem al heb in zwart, val ik weer voor een ketting met de Chakana, het Andeskruis, nu in prachtige kleuren.

 

Juan-Miguel neemt afscheid van me bij de rand van het stadje. Ik bedank hem, dit had ik nooit alleen kunnen doen. In me uppie. Hij wijst naar waar de bussen vertrekken. Mijn benen voelen zwaar. Een bus heen blijkt makkelijker dan een bus terug en het aantal gegadigden groeit. Ik overweeg een taxi te nemen, maar ik vermoed dat de bus veiliger is. Dus wacht ik rustig mijn kans af. Er stopt wat, maar bij het openen van de deuren zie ik geen enkele vrije centimeter. Terwijl het schemer valt, blijf ik rustig en alert. In de verte zie ik hem aankomen, Cusco staat erop. De menigte begint te hollen. Maar als ik iets kan…..dan is het hardlopen. Dus ook met mijn moeie, stijve benen blijf ik de hele bups met speels gemak meters voor. En stap ik als eerste in de bus.

 

Dat er geen zitplaats is en dat ik drie kwartier staand mijn evenwicht moet houden over de slingerende bergweg, neem ik op de koop toe. Als je geen toerist bent, heb je ongemak te verdragen. Dit is wat ik wilde. Terwijl Frieda enthousiast vertelt over Diana hol ik naar weer een ander rammelbusje dat me voor 25 cent slechts een kwartiertje later dan beloofd thuis brengt.

 

Doris en Rubén wachten op me met heerlijk eten. Zoete aardappel, yuca, een aardappel uit het regenwoud, vis, een soort tuinbonen, wortel en …. zeewier. Wie mij goed kent, weet dat ik dit verrukkelijk vind. Als we het hebben over mijn aanstaande vertrek staan de tranen hen in de ogen. “Wat als je niet gaat?”, stelt Rubén ondeugend voor. Ik zal ze ook missen. Mijn familie ver van huis.

 

Nog twee dagen werken en dan zit het erop. Mijn avontuur. Als ik er iets van heb geleerd dan is het dat het verschil maken heel eenvoudig is vanuit een pure intentie. En dat hardlopen op 3400 meter hoogte prima te doen is.

 

Geschreven met moeie benen